Vroeger in Rome vraten de rijken zich niet vol en aten de armen best divers: onderzoek onthult het eetgedrag van de Romeinen

Als je aan de voedselpatronen van de Romeinen denkt, heb je wellicht het beeld dat de rijken zich volvraten tijdens uitbundige banketten terwijl de armen het vooral moesten doen met brood, pap en olijven. Nieuw onderzoek laat zien dat hier niet zoveel van waar is.

Promovendus Guido Sala heeft zich voor dit onderzoek verdiept in de voedselpatronen van de Romeinen. “Rijkere Romeinen waren zich ervan bewust dat overdreven consumptie van voedsel niet gezond was,” legt Sala uit aan Scientias. “De Romeinse filosoof Cicero at bijvoorbeeld de dag na een banket bewust weinig. En dat armere Romeinen alleen brood en pap aten klopt ook niet; Sommige soorten worst en pens waren bijna net zo betaalbaar als brood, wat aangeeft dat deze voedingsmiddelen waarschijnlijk ook voor hen toegankelijk waren.

Daarnaast aten zowel rijke als arme Romeinen brood met kaas en restjes als ontbijt, en hadden ze dezelfde voedselproducten in hun dieet. Er was dan ook vooral sprake van een verschil in de kwaliteit van en de toegang tot deze producten. Zo konden rijkere Romeinen brood in hun villa’s afbakken, terwijl de armere Romein voor zijn brood op stap moest. Het onderzoek is na promotie digitaal beschikbaar via het Leids Repositorium.

Beschermheren
Het is overigens niet zo dat de armere Romeinen helemaal niet werden uitgenodigd voor banketten. Veel arme Romeinen hadden een soort beschermheer, een ‘patronus’. “De relatie tussen patronus en cliënten was aanvankelijk voornamelijk politiek-gemotiveerd,” legt Sala uit. “Toen de Romeinse samenleving de monarchie afzwoor en in een democratie veranderde, werden ineens veel besluiten in een volksvergadering genomen. Deze vergaderingen werden voorgezeten door leiders die gekozen konden worden. Zo’n positie kon het begin zijn van een politieke carrière die uiteindelijk tot een plek in de senaat kon leiden, of tot een functie als consul: de ‘premier’ van het Romeinse politieke systeem.” Voor het opbouwen van zo’n carrière was het belangrijk om veel vertrouwelingen en volgelingen te hebben.

Politieke steun
Voor de armere Romein betekende dit, dat deze af en toe door zo’n patronus werd uitgenodigd voor een banket. Hier kregen ze een mandje met voedsel: een ‘sportula’. Deze sportula was afgestemd op hun sociale status. “In de sportula kregen cliënten vooral producten uit de boerderijen die alle leden van de elite bezaten buiten Rome,” legt Sala uit. “Denk hierbij aan olie, wijn, kaas, maar ook groenten en fruit.” Er werd doorgaans onderscheid gemaakt tussen twee soorten clientes: amici maiores en amici minores. Amici maiores waren vooral de belangrijkere en rijkere vrienden die wederzijdse politieke steun aan elkaar konden geven. Amici minores waren armere Romeinen die politieke steun konden geven in ruil voor materiële steun. Tijdens de keizertijd veranderde dit systeem. De beschikking over veel cliënten werd toen meer een kwestie van status.

Gekopieerde keuken
Uit het onderzoek blijkt ook dat er veel kruiden en planten uit het wild werden gegeven, zoals brandnetel en paardenbloem. Daarnaast was de keuken ook sterk beïnvloed door die van de Etrusken en de Grieken. “Romeinen hebben van zowel de Etrusken als de Grieken veel kennis op landbouwgebied overgenomen,” vertelt Sala. “Dit kwam niet alleen door de vele contacten tussen de samenlevingen, maar ook omdat er in die tijd al een soort culturele integratie bestond binnen het Middellandse zeegebied.”

Zo weten we dat veel passages uit landbouwhandboeken zo goed als gekopieerd zijn van Griekse of Fenicische boeken. Echter bleef het volgens Sala niet bij landbouw. Ook was de Romeinse vissaus ‘garum’ niets anders dan de Griekse ‘garos’ en aten zowel de Etrusken als de Romeinen liggend. “Eigenlijk hebben de Romeinen niets nieuws uitgevonden op het gebied van koken en eten”, zegt Sala. “Ze pasten wel dingen aan.” Zo waren de Grieken een groot fan van gerst, maar vonden de Romeinen dat dan weer helemaal niks. “Ze gaven gerst alleen aan soldaten die straf hadden.”

Voedselbevoorrading
Voor dit onderzoek moest er eerst gekeken worden naar de voedselbevoorrading van de stad Rome. Hiervoor heeft Sala de specifieke periode van de 3e eeuw voor Christus tot de 4e eeuw na Christus gekozen. Dat bleek nog niet zo eenvoudig. “Om die voedselbevoorrading te reconstrueren, heb ik een kennis-gat moeten vullen: het eetpatroon van de ‘gewone Romein’,” vertelt Sala. Zo was deze bevoorrading vooral bedoeld om de gewone Romein van voedsel te voorzien. “In principe wisten we al redelijk veel over hoe en wat de Romeinse elite at en over de excentriciteit van de Romeinse keuken. De bronnen die we tot onze beschikking hebben, zijn door en voor de elite geschreven. Over de gewone burgers wisten we niet veel.”

Door de weinige inzichten over de gewone burgers uit die bronnen te combineren met de resultaten van een aantal archeologische onderzoeken werd het mogelijk om dus tot een nieuwe conclusie te komen: ook het dieet van de armere Romeinen was gevarieerd en bestond niet alleen uit graan, wijn en olijven. “Dit betekent ook dat de agrarische economie van de Romeinen, en dus de economie in het algemeen, groter was dan gedacht,” legt Sala uit. “Dit is één van de belangrijkste resultaten van mijn studie.”

Vervolgonderzoek
Voor een vervolgonderzoek zou Sala dan ook graag willen kijken naar de economie van andere Romeinse sectoren. Hij sluit af: ”In mijn onderzoek heb ik bewezen dat er in Rome genoeg ruimte was om een plek te geven aan de commercie van voedselproducten. Echter weten we nog steeds niet hoe de handel van verschillende soorten voedsel verdeeld was in de stad.” Hoe ver die arme Romein dan uiteindelijk moest lopen voor z’n boodschappen? Op dat antwoord zullen we dus nog even moeten wachten.

Bronmateriaal

"De Romeinse keuken was gevarieerd, internationaal en toegankelijk voor alle sociale klassen" - Universiteit Leiden

Interview met Guido Sala

Afbeelding bovenaan dit artikel: Anastasia Collection (via Canva Pro)

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd