In maar liefst een vijfde van alle koloniën op Antarctica zagen keizerspinguïns dit jaar veel van hun jongen doodgaan. En sommige van die koloniën lijken dit jaar zelfs geen enkel jong succesvol groot te hebben gebracht.
Dat stellen onderzoekers in het blad Antarctic Science. Ze baseren zich op satellietbeelden.
Satellietbeelden
Op die beelden zijn de pinguïns zelf niet te zien. Maar hun aanwezigheid is wel af te leiden uit bruine vlekken op het ijs: uitwerpselen die de pinguïns achterlaten. Aan de hand van die bruine vlekken kunnen de onderzoekers vaststellen waar de pinguïns uithangen en op welke stukken zee-ijs ze bijvoorbeeld hun eieren uitbroeden en jongen grootbrengen (zie kader).
Op de satellietbeelden konden de onderzoekers niet alleen zien waar de pinguïns tijdens het broedseizoen uithingen, maar ook hoe het zee-ijs zich op die plekken tijdens het broedseizoen gedroeg. En op sommige plekken zagen ze het zee-ijs waar de pinguïns zich genesteld hadden nog voor het einde van het broedseizoen (bijna) volledig verdwijnen. En dat is een sterke aanwijzing dat een deel van de jongen of zelfs alle jongen van een dergelijke kolonie als verloren moeten worden beschouwd, zo schrijven de onderzoekers. “We nemen aan dat als zee-ijs nog voor de jongen uitvliegen, opbreekt en het zee-oppervlak duidelijk zichtbaar is, zonder dat sprake is van de aanwezigheid van grote, stabiele ijsschotsen of substantieel pakijs, dit resulteert in een totale of bijna totale mislukking van de voortplanting. Vaak is het zo dat als er grote ijsschotsen overblijven, jongen wel kunnen overleven. Alhoewel ook wel gesuggereerd wordt dat dergelijke stukken ijs te mobiel worden en zich zo ver van de kolonie bewegen dat ouders niet meer in staat zijn om hun jongen terug te vinden.”
Twintig procent
Het is een behoorlijk tragisch verhaal, dat zich – zo blijkt dus uit het onderzoek – afgelopen jaar in verschillende koloniën van keizerspinguïns ontvouwde. In totaal keken de onderzoekers naar 66 koloniën voor de kust van Antarctica. En 14 daarvan bleken te maken te krijgen met het vroegtijdig opbreken van zee-ijs. Het betekent dat ongeveer 20 procent van de koloniën jongen kwijtraakte. En 6 daarvan lijken zelfs al hun jongen te zijn kwijtgeraakt.
Eerdere jaren
En dat tragische verhaal staat niet op zichzelf. Want al zes jaar op rij houden onderzoekers het voortplantingssucces – of gebrek daaraan – van keizerspinguïns in de gaten. En daarbij beginnen ze een duidelijke trend te ontwaren. Namelijk dat steeds meer koloniën jongen verliezen, doordat het zee-ijs tijdens het broedseizoen onder hun pootjes verkruimelt en de jongen nog niet klaar zijn om het water in te gaan.
Kleinere populatie dreigt
Daarbij moet wel worden opgemerkt dat 2023 niet het slechtste jaar ooit was voor de voortplanting van de keizerspinguïns. Die twijfelachtige eer is weggelegd voor het jaar 2022. Toen verloor bijna 30 procent van de koloniën pasgeboren kuikens doordat het zee-ijs vroegtijdig wegsmolt. Dat doet echter niets af aan de grotere trend die de onderzoekers zien, namelijk dat vroegtijdig smeltend zee-ijs een groeiend probleem vormt voor de keizerspinguïns. “Terwijl het continent verder opwarmt, zien we dat het ijs eerder opbreekt, wat leidt tot meer sterfte onder kuikens,” vertelt onderzoeker Peter Fretwell. “En als in veel koloniën minder kuikens overleven, lijkt het waarschijnlijk dat op termijn een aantal van de huidige broedplaatsen niet langer bruikbaar is en de algehele populatie krimpt.” Dat is ook een toekomstbeeld dat klimaatmodellen al langer schetsen. Als we onze uitstoot niet beperken, zal de populatie tegen het jaar 2100 99 procent kleiner zijn geworden en in feite ten dode opgeschreven zijn.
Tegelijkertijd betekent het ook dat dit doemscenario geen gegeven is; we kunnen het nog veranderen door onze uitstoot terug te dringen. En wellicht kunnen de pinguïns in aanvulling daarop zelf ook nog een duit in het zakje doen door zich enigszins aan te passen aan de veranderingen in hun leefgebied. Er zijn voorzichtige aanwijzingen dat de vogels daar wellicht toe in staat zijn. Zo bleken sommige koloniën die vorig jaar geen of nauwelijks jongen voortbrachten dit jaar een andere plek te hebben gekozen om hun eieren uit te broeden. “Het feit dat we deze aanpassingen zien binnen de hardst getroffen koloniën geeft ons een beetje hoop dat de vogels kunnen reageren op hun veranderende omgeving en kunnen verhuizen om stabieler ijs te vinden,” aldus Fretwell.