Is Vlieland een saai eiland? Alles behalve dat! In dit artikel vertel ik drie korte verhalen over Vlieland, die los van elkaar staan en in verschillende tijden plaatsvonden.
De sage van Wanda over het ontstaan van het Eijerlandse Gat
De geografie van de Waddeneilanden is vele malen veranderd door de zee. Over die veranderingen bestaan zowel betrouwbare als minder betrouwbare verslagen; uiteraard zijn recente veranderingen doorgaans beter gedocumenteerd dan oudere. De zogenaamde Wanda-sage heeft betrekking op het ontstaan van het Eijerlandse Gat, de zeestraat tussen Texel en Vlieland, in de 13e eeuw. Wanda zou de vorstin zijn geweest van Vlieland en Eijerland, die destijds één geheel zouden hebben gevormd, terwijl Eijerland tegenwoordig het noordelijk deel is van Texel. Betrouwbare landkaarten uit de 13e eeuw hebben we niet, maar op betrouwbare kaarten uit de 17e eeuw zien we Eijerland als een klein duineneilandje ten noorden van Texel. Eijerland werd omstreeks 1633 door aanleg van een stuifduik met Texel verbonden; ook na die vereniging met Eijerland was Texel nog altijd veel kleiner dan tegenwoordig, omdat de Eijerlandse Polder in het noordoosten pas in 1835 werd drooggelegd.
Van de Wanda-sage bestaan verschillende versies, die ruwweg als volgt gaan. Wanda heerste over Vlieland en Eijerland. Ze had twee zoontjes. Op een winterse dag speelde één van de zoontjes op een ijsschots, maar die dreef weg en het zoontje werd nooit terug gezien. Later, toen de andere zoon Hessel groot was geworden, kwamen er monniken die beweerden een deel van Wanda’s land te bezitten. En wat nog erger was, de monniken groeven een kanaal door de duinen om de verbinding met de Noordzee te verkorten. Wanda en Hessel verzetten zich en in een handgemeen doodde Hessel zelfs monnik Bouwe, leider van een graafploeg. Toen bleek dat Bouwe de verloren zoon van Wanda was, gered en opgevoed door de monniken! Toen Wanda het nieuws hoorde, raakte ze in paniek. Ze herinnerde zich namelijk een vloek, die ooit over haar familie was uitgesproken; als een man van de familie een broer zou doden, zou de zee haar vorstendom verzwelgen. En zo maakte het Eijerlandse Gat een einde aan Wanda’s land. Volgens de sage kun je Wanda’s geest nog zien bij zware stormen, wanneer ze met haar armen probeert de golven te kalmeren.
De Wanda-sage is wellicht deels gebaseerd op ware gebeurtenissen, want we lezen in de Kronieken van Winsemius en Schotanus (geschreven rond 1500) dat rond 1230 Vlieland en Eijerland door Graaf Willem II van Holland werden geschonken aan het klooster Ludinga bij Achlum, ten oosten van Harlingen. De kronieken vertellen ook dat de monniken van dat klooster omstreeks 1237 een kanaal groeven door de duinen om de vaarroute naar de Noordzee te verkorten. Dat kanaal werd door de zee al snel wijder gemaakt en daardoor werden Vlieland en Eijerland gescheiden door het Eijerlandse Gat. Mede door dat zeegat zou een stormvloed in 1296 extra veel schade hebben aangericht. Zo werd het eiland Griend – gelegen tussen Harlingen en Vlieland – met zijn dorp verzwolgen. Griend is tegenwoordig een piepklein Waddeneilandje, alleen toegankelijk voor vogelwachters.
Het verdwenen dorp van Vlieland
Tegenwoordig heeft Vlieland maar één dorp, dat vaak gewoon ‘het dorp’ wordt genoemd, maar dat officieel Oost-Vlieland heet. Tot omstreeks 1730 was er nog een ander dorp, West-Vlieland, dat door de zee is opgeslokt. Het lag iets ten westen van de huidige westkust van de Vliehors, de zandvlakte in het westelijk deel van het eiland. Hoogstwaarschijnlijk was West-Vlieland het oudste van de twee dorpen, maar we weten niet wanneer het werd gesticht. De eerste huizen van Oost-Vlieland werden waarschijnlijk in het begin van de 16e eeuw gebouwd, als een soort kolonie van West-Vlieland.
Omstreeks 1570 werd Vlieland – net als de andere eilanden – soms ‘bezocht’ door de Watergeuzen tijdens hun bloedige strijd tegen de Spanjaarden. De primaire bronnen zijn schaars, maar volgens een betrouwbare bron werd Vlieland in 1575 bezocht door de pro-Spaanse krijgsman Caspar di Robles en zijn Waalse huurlingen, die Oost-Vlieland plunderden en misschien zelfs vernietigden. Zou dit een strafexpeditie zijn geweest, omdat de eilanders geheuld hadden met de Watergeuzen? Helaas, daar zwijgen de bronnen over. Hoe dan ook, het dorp herstelde zich, en in 1590 mocht het dorp zelfs een eigen zegel gebruiken. In 1597 kreeg Oost-Vlieland zijn eigen magistraten, een duidelijke aanwijzing dat het dorp niet langer afhankelijk was van West-Vlieland.
We weten van een groot aantal bewaard gebleven documenten dat West-Vlieland omstreeks 1600 een ‘gewoon’ dorp was met bierbrouwerijen, een school, een kerk, een molen, een armenhuis, enzovoort. Er was ook een fabriek voor de verwerking van walvisblubber, afkomstig van de walvissen die de dorpelingen in de Noordelijke IJszee hadden gedood. Vanaf omstreeks 1695 begonnen de zee en de zandverstuivingen het dorp steeds meer te ondermijnen. Zo werd de kerk op 26 februari 1714 ernstig beschadigd door de golven. De dorpsmolen werd zelfs geheel onbruikbaar, zodat het dorp 325 gulden betaalde aan Oost-Vlieland voor een aandeel van 20 procent in de molen van dat dorp. De laatste bewoners van West-Vlieland vertrokken omstreeks 1736. In dat jaar verordonneerden de magistraten van het eiland dat bakstenen en andere bouwmaterialen van het verlaten dorp niet mochten worden verkwanseld. Ongetwijfeld hebben vissers van Oost-Vlieland en elders in de daaropvolgende decennia regelmatig bouwmaterialen van het verzonken dorp met hun netten naar boven gehaald. In 1850 verklaarde burgemeester Zunderdorp van Vlieland zelfs dat de Jeneverbuurt van het Texelse dorp Oudeschild was gebouwd met materiaal van West-Vlieland.
De roofmoord van 1807
Op 26 februari 1807 werden de Vlielanders opgeschrikt door het nieuws van een roofmoord op hun eiland; een niet alledaagse gebeurtenis in een grote stad, maar nog veel zeldzamer op een klein eiland. Op de ochtend van die dag was weduwe Jantje Prangers in haar woning aangetroffen, overleden aan ernstige hoofdwonden, toegebracht door een overvaller. Bovendien was haar kabinet opengehakt en was haar geld verdwenen. Toen de schout van het eiland het nieuws hoorde van de zoon van het slachtoffer, nam hij meteen maatregelen. Hij verordonneerde dat geen schip het eiland mocht verlaten zonder dat het schip eerst grondig onderzocht was. De dorpschirurgijn verrichtte een lijkschouwing en kreeg toestemming van de familie van het slachtoffer voor het uitvoeren van een post mortem operatie. “In Praesentie van den Gerechte en familie, aan het hoofd door afnemen der Harsepan en vervolgens in het openen der borst, waaruyt gebleeken is, dat door middel van wurging of toeknijping der keel de dood is veroorzaakt”.
De dader kon niet ver weg zijn en hij kon moeilijk zijn geroofde geld uitgeven zonder zichzelf te verraden. Maar wie was die dader? Nog op de dag van de ontdekking van het lichaam werden alle eilanders verhoord door de schout en zijn schepenen, maar al die verhoren leverden niets op. Op de volgende dag werd een tweede ronde verhoren afgenomen, onder alle mannelijke personen ouder dan 15, en deze keer was het raak. Een vader en zoon verklaarden dat Eynte Koudenburg zich vreemd gedragen had. Ze hadden Eynte ontmoet op de Vliehors – het afgelegen westelijk deel van het eiland – op de vroege ochtend van 27 februari, zonder halsdoek en met een nieuwe hoed. Het leek wel of hij van het eiland af probeerde te komen. De drie mannen liepen terug naar het dorp, riepen een herbergier uit zijn bed en bestelden jenever, betaald door Eynte. Had die arme Eynte ineens veel geld? Eynte werd ondervraagd door de schout, en na enige tijd sloeg hij door. Hij beweerde dat hij aan weduwe Prangers veertien stuivers aan schuld had willen terugbetalen, maar dat zij vond dat hij haar meer verschuldigd was. Er zou een vechtpartij zijn ontstaan, waarbij zij begon te schreeuwen, waardoor hij in paniek raakte, haar keel dichtkneep en op het hoofd begon te slaan.
Op 16 augustus 1807 werd Eynte, in naam van koning Lodewijk Napoleon, veroordeeld, “door den Scherprechter op een kruis gebonden en van onderen op te worden geradbraakt dat de dood er op volgt”. Aangezien Eynte nauwelijks bezittingen had, moest de arme eilandkas betalen voor Eynte’s opsluiting, het bouwen van een schavot en een beul van het vasteland. Die beul deed zijn lugubere plicht, in de tuin van het eilander raadhuis, op 13 april 1808.
Alex Ritsema (1963) is in 1987 afgestudeerd als econoom en statisticus aan de Universiteit van Groningen. Sinds 1989 werkt hij in Deventer op Saxion Hogescholen – maar dat heeft weinig te maken met één van zijn grote hobby’s: het bezoeken en bestuderen van kleine eilanden, overal ter wereld. Hij heeft enkele Engelstalige boeken geschreven over eilanden en maritieme geschiedenis. Meer informatie over de Nederlandse Waddeneilanden schreef hij in zijn boek “Discover the Dutch wadden Islands” (Lulupress, 2008). Zijn eilanden-website is www.aworldofislands.com.