Zoals veel oude beschavingen uiteindelijk ten onder gaan, geldt dat ook voor de Maya’s, maar nieuw onderzoek wijst uit dat ze niet passief zaten af te wachten tot de boel instortte. Integendeel, ze probeerden actief hun politieke systeem te veranderen.
Archeologen hebben in Guatemala bewijs gevonden van de rituele verbranding van de menselijke overblijfselen van een koninklijk persoon in die tijd. Dat gebeurde aan het begin van de negende eeuw bij een piramide in de Maja-stad Ucanal in het Midden-Amerikaanse land. Het lijkt erop dat de verbranding een publieke vertoning was waarmee de verandering van een politiek regime werd ingeluid.
Politieke onrust
Oude documenten hebben al aangetoond dat er aan het begin van de negende eeuw veel politieke onrust was in de Maya-laaglanden, een laaggelegen karstvlakte die van Mexico via Guatemala tot het noordwesten van Honduras loopt en ook het schiereiland Yucatan omvat. Het staatsrechtelijk gebied dat K’anwitznal heette, werd in die periode juist machtiger toen de nieuwe leider Papmalil de troon besteeg.
“Veel van het archeologisch onderzoek in het Maya-gebied richtte zich op de ineenstorting van het klassieke Maya-regime aan het eind van de achtste en het begin van de negende eeuw”, zegt hoofdonderzoeker Christina Halperin van de University of Montreal. “Er zijn echter geen duidelijke keerpunten in de geschiedenis gevonden.”
Persoonlijke ornamenten
Tot nu toe dus. Halperin heeft met haar team een piramidetempel uitgegraven in K’anwitznal-hoofdstad Ucanal, waar ze verbrande menselijke resten en ornamenten aantroffen. De objecten in de afzetting bestonden onder meer uit persoonlijke versieringen van kostbaar materiaal, zoals een groenstenen masker dat meestal in een koninklijke graftombe wordt gevonden naast de overleden heerser. Dat wijst erop dat de verbranding waarschijnlijk een koninklijke Maya betrof.
Koolstofdatering plaatst de gebeurtenis ergens tussen 773 en 881, een behoorlijke tijd nadat de leden van het koningshuis stierven. Het lijkt er dus op dat de tombe opnieuw is opengemaakt, speciaal om de koninklijke overblijfselen te verbranden, die in een nieuw gedeelte van de piramide zijn geplaatst.
Een nieuwe era
De verbranding was waarschijnlijk onderdeel van een politieke actie waarbij tegelijkertijd een laat-klassieke Maya-dynastie (rond 600 tot 810) werd verworpen en een nieuwe politieke era werd ingeluid. Dit is vermoedelijk een indrukwekkende openbare gebeurtenis geweest die overlapte met Papmalils overname van het koninkrijk.
“De verbranding op de begraafplaats was waarschijnlijk een dramatische publieke aangelegenheid”, vertelt Halperin. “Omdat de gebeurtenis zelf mogelijk erg ceremonieel en emotioneel was, kon die zo op theatrale wijze de ontmanteling van het oude regime markeren.”
Bekend van hiërogliefen
De rituele heropening van graftombes en de verbranding van koninklijke overblijfselen is al bekend van hiërogliefen van de Maya’s en wordt meestal geïnterpreteerd als een daad van ontheiliging. De rituele verbranding correspondeert ook met de ontmanteling en het hergebruik van overheidsgebouwen in Ucanal.
“De verbranding zelf en de heerschappij van Papmalil hielpen om nieuwe monumentale beelden te ontwikkelen, die de horizontale politieke banden en fundamentele veranderingen in de sociale structuur van de samenleving benadrukten”, legt Halperin uit. “In die zin was het niet alleen het einde van een tijdperk, maar ook een keerpunt waarna het K’anwitznal-regime en de Maya’s van de zuidelijke laaglanden in het algemeen zichzelf opnieuw uitvonden.”
De Maya-cultuur ontstond ergens tussen 7000 en 2000 voor Christus toen jager-verzamelaars zich in Midden-Amerika vestigden. Waarschijnlijk waren ze rond 4000 voor Christus in staat om hun belangrijkste voedsel mais te verbouwen. Dit was een enorme doorbraak en leidde tot de snelle ontwikkeling van hun samenleving. De Maya’s bouwden de eerste steden, verbeterden hun landbouw en verfijnden hun maatschappij. In de klassieke periode tussen 200 en 900 na Christus bereikte de beschaving haar hoogtepunt, wat onder meer te zien was aan de geweldige piramidetempels en andere bouwwerken die de Maya’s neerzetten. Het volk vormde overigens niet één groot rijk. Er bestonden separate stadstaten die periodes van oorlog en vrede afwisselden. Niet eens zo lang na het hoogtepunt ging de beschaving ten onder. Aan het eind van de negende en het begin van de tiende eeuw nam het aantal conflicten toe. Overal brak oorlog uit, de handel kwam stil te liggen en veel mensen stierven. Een theorie is dat de ondergang werd veroorzaakt door een lange periode van droogte, terwijl er ook veel bos werd platgebrand om akkers aan te kunnen leggen. Daarbij verdween veel jungle waarvan de Maya’s afhankelijk waren.