En dat betekent dat moderne mensen de regio duizenden jaren op rij met de Neanderthalers gedeeld moeten hebben.
Dat schrijven onderzoekers in een serie artikelen, verschenen in het blad Nature. De artikelen zijn gebaseerd op opgravingen in een grot in het Duits Ranis. In de grot stuitten de onderzoekers op meer dan 45.000 jaar oude botjes die overduidelijk aan moderne mensen (Homo sapiens) toebehoren. “Dit verandert onze kennis over deze tijdsperiode fundamenteel,” aldus onderzoeker Jean-Jacques Hublin. Onze voorouders bereikten het noorden van Europa duidelijk veel eerder dan gedacht. En “lang voor de Neanderthalers in het zuidwesten van Europa verdwenen.”
Opgravingen
Het is zeker niet voor het eerst dat wetenschappers opgravingen uitvoerden in de grot in Ranis. In de jaren dertig van de vorige eeuw werd hier ook al uitgebreid onderzoek gedaan. Daarbij werden reeds stenen gereedschappen en botten ontdekt die meer dan 40.000 jaar oud waren (zie kader). Maar omdat er geen herkenbare menselijke botten of fragmenten daarvan werden ontdekt, bleef onduidelijk wie die stenen gereedschappen nu precies gemaakt hadden. Gezien hun leeftijd bestond echter sterk het vermoeden dat ze het werk waren van Neanderthalers. Maar dat klopt dus niet, zo blijkt uit de nieuwe onderzoeken.
De stenen gereedschappen die eerder in de grot in Ranis zijn ontdekt, zijn vrij plat en puntig. Ze lijken op gereedschappen die eerder in Polen, het Verenigd Koninkrijk en elders in Duitsland zijn ontdekt. Aangenomen wordt dat al die stenen gereedschappen door dezelfde cultuur zijn voortgebracht. Die cultuur wordt ook wel aangeduid als de LRJ-cultuur, waarbij LRJ staat voor Lincombian-Ranisian-Jerzmanowician.
Nieuw onderzoek
Voor het nieuwe onderzoek namen de wetenschappers de eerdere vondsten – waaronder die stenen gereedschappen – nog eens onder de loep. Ook besloten ze af te reizen naar Ranis om daar opnieuw opgravingen te doen. Ze hoopten daarbij nog eens een blik te kunnen werpen op de grondlagen waarin wetenschappers eerder de stenen gereedschappen hadden gevonden én misschien ook nog dieper gelegen, onaangetaste grondlagen te vinden. “We hadden het geluk dat we een 1,7 meter dikke gesteentelaag vonden waar men tijdens eerdere opgravingen niet voorbij kon komen,” vertelt onderzoeker Marcel Weiss hierover. “Na dit gesteente met de hand weg te hebben gehaald, ontdekten we uiteindelijk de LRJ-lagen en zelfs menselijke fossiele resten. Dat was een enorme verrassing, aangezien ons tot voor kort geen menselijke fossielen van de LRJ bekend waren.”
Aanwezigheid in het noorden van Europa
Een analyse van die fossiele resten wijst nu uit dat ze toebehoorden aan moderne mensen en meer dan 45.000 jaar – mogelijk zelfes 47.500 jaar – oud zijn. En daarmee vormen ze het oudste bewijs voor de aanwezigheid van Homo sapiens in het noordwesten van Europa. “De Ranis-grot voorziet ons van bewijs voor de eerste verspreiding van Homo sapiens over de hoger gelegen breedtes van Europa,” bevestigt onderzoeker Jean-Jacque Hublin. “En nu blijkt dat de stenen gereedschappen waarvan we altijd dachten dat ze door Neanderthalers gemaakt waren in feite onderdeel waren van de gereedschapskist van de vroege Homo sapiens.”
Dat moderne mensen al zo vroeg in de noordelijkere delen van Europa te vinden waren, heeft nog een andere interessante implicatie. Zo leiden onderzoekers uit hun opgravingen tevens af dat het hedendaagse Ranis en omgeving er meer dan 45.000 jaar geleden heel anders uit moet hebben gezien. Het had een heel koud continentaal klimaat en het landschap leek op een open steppe, zoals we dat nu ook wel vinden in Siberië of het noorden van Scandinavië. Maar dat weerhield de moderne mensen er klaarblijkelijk niet van om zich hier in leven te houden. “Het laat zien dat zelfs deze vroege groepen Homo sapiens die zich over Eurazië verspreidden al in staat waren om zich aan zulke lastige klimatologische omstandigheden aan te passen,” aldus onderzoeker Sarah Pederzani. “Tot voor kort werd gedacht dat opgewassen zijn tegen dit klimaat een vaardigheid was die moderne mensen pas enkele duizenden jaren later verkregen. Dus dit is een fascinerend en verrassend resultaat. Misschien waren de koude steppes met grote kuddes prooidieren een aantrekkelijkere omgeving voor deze groepen mensen dan we eerder dachten.”