Waarom het zo moeilijk is om melkchocola of een donut te weerstaan? Dat komt door de combinatie van suikers en vetten die een dopaminelampje laat oplichten in onze hersenen. Hoe werkt dit precies en kunnen we dit systeem ook ‘resetten’?
Voedsel met veel suiker en vet verandert onze hersenen wezenlijk, zelfs als we er maar af en toe een klein beetje van nemen. Het brein leert via het beloningssysteem om exact dit soort eten in de toekomst weer op het bordje te willen zien. “Er zijn meerdere redenen waarom het Westerse dieet zo populair is onder de bevolking. Wanneer vetten en suikers verwerkt worden in het lichaam, dan krijgen de hersenen allerlei prikkels door via neurale paden”, legt professor Marc Tittgemeyer uit aan Scientias.nl. “Dit zorgt er onder andere voor dat de neurotransmitter dopamine vrijkomt in de middenhersenen.”
Slechte boodschappers
“Deze dopaminesignalen zijn de boodschappers die het mogelijk maken voor zenuwcellen om met elkaar te communiceren. Het dopaminesysteem in dit deel van de hersenen is cruciaal voor de regulatie van onze beloningsreacties. Wanneer de vet- en suikersignalen samenkomen in dit gebied, dan werken ze waarschijnlijk op elkaar in, waardoor een beloningsreactie tot stand komt”, vertelt Tittgemeyer verder.
“Een andere reden waarom we ons zo aangetrokken voelen tot voedsel dat veel vet en suiker bevat, is omdat moedermelk ook deze ingrediënten heeft. Er is in de natuur nauwelijks voedsel te vinden dat tegelijk hoog in suikers en vet is, maar moedermelk is de grote uitzondering. Het is onze eerste kennismaking met voedsel en tegelijk is het gekoppeld aan een sociale, affectieve component (genegenheid).”
Vette pudding met veel suiker
De onderzoekers van het Duitse Max Planck Instituut en het Amerikaanse Yale wilden in de praktijk testen of ons brein werkelijk leert om vet- en suikerrijk voedsel te herkennen en ons zo onbewust in de toekomst aanzet om meer van dit ongezonde eten naar binnen te werken. Ze zetten een experimentele studie op, waarin twee groepen deelnemers acht weken lang dagelijks een kleine pudding als aanvulling op hun normale eetpatroon voorgezet kregen. Bij de ene groep bestond de pudding uit veel suiker en veel vetten, bij de andere groep zat er weinig vet in de pudding. De beide puddingen bevatten evenveel calorieën.
Meer dopamine
De beloningsreactie in de hersenen van de groep die de vet- en suikerrijke pudding at, was na acht weken sterk toegenomen. Vooral het dopaminesysteem, het hersengedeelte verantwoordelijk voor motivatie en beloning, bleek extra actief. De proefpersonen in de testgroep waren niet méér aangekomen dan de controlegroep. Ook kon het team geen verschil vinden in bloedwaardes zoals de bloedsuikerspiegel of cholesterolwaardes. Toch denkt Tittgemeyer dat de voorkeur voor suiker- en vetrijk voedsel na de studie nog voortduurt bij de deelnemers. “Er zijn nieuwe connecties gemaakt in het brein en die verdwijnen niet zo snel. Uiteindelijk is het hele idee van iets nieuws leren, dat je het daarna niet snel meer vergeet.”
Jagers en verzamelaars
Dit neurale systeem ontwikkelde zich in een tijd dat we elke calorie die we konden vinden nog wel eens hard nodig zouden kunnen hebben in de toekomst. Maar nu doet deze beloningsreactie de Westerse mens meer kwaad dan goed. “Ons hersennetwerk evolueerde de afgelopen honderdduizenden jaren, terwijl het voedsel schaars was. De mens was jager en verzamelaar, het kostte veel tijd en moeite om je kostje bij elkaar te zoeken. Het was niet vanzelfsprekend dat er dagelijks voldoende te eten was.
Een mechanisme dat het mogelijk maakt om in tijden van overvloed meer te eten dan nodig, bracht daarom een evolutionair voordeel. Een neuraal beloningssysteem waarbij een mens tot ‘overeten’ wordt aangezet via een hedonistische drive werkt hiervoor ideaal. Zo kunnen energiereserves in de vorm van een vetlaag worden opgebouwd in de ‘vette jaren’, zodat de kans op overleving groter is in de ‘magere jaren’.”
Dik en depressief
Vooral de fysieke gevolgen van suiker- en vetrijk eten zijn groot, maar er kunnen ook zware psychische problemen ontstaan. “Bij mensen met overgewicht is het metabolische systeem in de war. Stofwisselingssignalen zijn verstoord of worden verkeerd ingeschat door het lichaam. Zo kan een bepaalde mate van insulineresistentie optreden, waardoor neurale reacties niet goed meer werken. Door tolerantie is een grotere dosis van het prikkelhormoon nodig om eenzelfde reactie uit te lokken. Uiteindelijk kan dit leiden tot allerlei medische klachten en aandoeningen, zoals diabetes, hart- en vaatziekten, dementie en depressie”, legt Tittgemeyer uit.
Maar is dit proces nog omkeerbaar? “Het is onduidelijk in hoeverre het mogelijk is om het dopaminesysteem te ‘resetten’ en het verlangen naar vet- en suikerrijk eten af te laten nemen. Bij dierstudies is gebleken dat dit mogelijk is, maar de tijdsspanne is onduidelijk. Er is tot nu toe geen bewijs gevonden in studies bij mensen. In theorie zou een ‘reset’ makkelijker te bewerkstelligen zijn bij mensen met een gezond metabolisme, terwijl het erg moeilijk lijkt bij mensen met obesitas”, besluit de professor.