Piepklein, maar niet klein te krijgen. Dat is het beerdiertje in een notendop. Maar er valt nog zoveel meer over te vertellen.
En dat doen we aan de hand van tien interessante feitjes waarmee je op een verjaardag of bij de koffiemachine op het werk moeiteloos de blits kan maken. Want beerdiertjes zijn hartstikke cool!
1. Klein en overal te vinden (ook in Nederland!)
Beerdiertjes – ook wel waterberen genoemd – zijn heel kleine, meercellige organismen. Ze kunnen tot een halve millimeter lang worden en hebben acht pootjes, waarmee ze kunnen lopen én rennen. Hét beerdiertje bestaat niet; er zijn meer dan 1000 soorten beerdiertjes bekend! En die leven in uiteenlopende omgevingen; van bergtoppen tot diepe zeeën en van tropische regenwouden tot op Antarctica. Ook in Nederland komen beerdiertjes voor. Zo zijn ze bijvoorbeeld aangetroffen op de stranden langs de Oosterschelde.
2. Beerdiertjes zijn stokoud
Zo’n 66 miljoen jaar geleden sloeg op aarde een planetoïde in. Het bleek de laatste nagel aan de doodskist van de dinosaurussen en tal van andere soorten te zijn. Het is misschien wel de bekendste massa-extinctie die de aarde trof. En hoe catastrofaal de gevolgen ook waren; het beerdiertje heeft deze massa-extinctie overleefd. Net als de vier(!) grote massa-extincties daarvoor, want wetenschappers denken dat het beerdiertje al zo’n 540 miljoen jaar op aarde voorkomt.
3. Het beerdiertje gaat waarschijnlijk nog wel even mee
Hoewel de beerdiertjes al heel wat jaren meegaan en menig catastrofe het hoofd hebben weten te bieden, denken veel onderzoekers dat er voor de minuscule beestjes nog veel meer in het verschiet zit. Zo suggereerde een studie in 2017 dat eigenlijk alleen het sterven van de zon tot het uitsterven van de taaie beerdiertjes zou kunnen leiden. Het zou betekenen dat beerdiertjes nog zo’n 10 miljard jaar voor de boeg hebben.
4. Kou is geen probleem…
Waar wij bij een paar graden vorst al flink beginnen te klagen, geven beerdiertjes geen krimp. Sterker nog: je kunt ze jaren invriezen en er vervolgens als je ze ontdooit, getuige van zijn hoe ze hun leven moeiteloos weer oppakken! Dat ontdekten onderzoekers een jaar of vijf geleden, toen ze beerdiertjes aantroffen in Antarctisch mos dat 30 jaar eerder voor onderzoeksdoeleinden was ingevroren. Ze ontdooiden twee beerdiertjes en zagen vervolgens hoe één ervan zijn in 1983 stilgelegde leven weer succesvol oppakte en een week of zes na zijn ontdooiing zelfs eitjes legde die ook nog eens bijna allemaal uitkwamen. Ook een eitje dat in het mos werd aangetroffen, kwam na ontdooiing – en dus met zo’n 30 jaar vertraging – uit en het beerdiertje dat daar uit kwam zetten, plantte zich ook weer succesvol voort.
5. …en gevaarlijke UV-straling ook niet
Beerdiertjes hebben in naam der wetenschap al heel wat te verduren gekregen. Zo werden ze vorig jaar bijvoorbeeld nog onder een kiemdodende ultraviolette lamp gelegd. Doel was om te achterhalen hoeveel UV-straling verschillende soorten beerdiertjes konden hebben. De meeste beerdiertjes bleken behoorlijk taai te zijn. Een dosis die voor bacteriën en rondwormen al na vijf minuutjes fataal is – bleek de meeste beerdiertjes pas na 24 uur fataal te worden. En één van de onderzochte soorten gaf helemaal geen krimp, waarop de onderzoekers besloten de dosis ultraviolet licht vier keer te verhogen. En ook deze keer gaven de mysterieuze beerdiertjes zich niet zomaar gewonnen. Ongeveer zestig procent van deze kranige beerdiertjes leefde na toetakeling nog zeker een maand door!
6. Je kunt ze ook afschieten
Alsof dat experiment nog niet heftig genoeg was, gingen wetenschappers – op jacht naar de grenzen van het beerdiertje – eerder dit jaar nog een stap verder. Ze stopten bevroren beerdiertjes in een geladen geweer en schoten ze vervolgens met hoge snelheid af. Het onderzoek wees uit dat beerdiertjes inslagen tot ongeveer 900 meter per seconde kunnen overleven. “Het zijn taaie beestjes,” zo concludeerde onderzoeker Mark Butchell, die middels het experiment wilde vaststellen of beerdiertjes die tijdens een inslag op aarde samen met gesteente naar de maan worden geslingerd, dat kunnen navertellen. De experimenten suggereren dat het onder bepaalde omstandigheden denkbaar is. Of ze vervolgens ook van de maan hun thuis zouden kunnen maken, is trouwens dan weer heel twijfelachtig.
7. Of uit laten drogen
Wanneer wij enkele dagen op rij niet drinken, raken we uitgedroogd. En dat is niet best. Het beerdiertje is een stuk minder afhankelijk van vocht; experimenten wijzen uit dat het diertje tot wel tien jaar zonder water kan! Zodra ze minder dan vijf procent van hun normale hoeveelheid water herbergen, gaan ze in standby-modus en maken en passant eiwitten aan die delen van hun lichaam in een soort glasachtige substantie veranderen en er zo voor zorgen dat hun cellen tegen uitdroging beschermd zijn. En als ze dan toch weer nattigheid voelen? Dan kunnen ze – zelfs als ze jaren op water gewacht hebben – in twintig minuten tijd weer tot leven komen.
8. Ze zijn al in de ruimte geweest
Ruimtevaarder worden: wie droomt daar nu niet van? Voor sommige beerdiertjes is die droom al werkelijkheid geworden. In 2007 schoot ESA een bonte verzameling beerdiertjes de ruimte in. “Onze belangrijkste ontdekking is dat het vacuüm in de ruimte – en daarmee gepaard gaande uitdroging – en kosmische straling geen probleem waren voor beerdiertjes,” zo concludeerde onderzoeker Ingemar Jönsson in 2008. Hetzelfde gold voor de extreme kou waaraan de beerdiertjes in de ruimte werden blootgesteld. In de jaren erna volgden nog meer experimenten in de ruimte en stuk voor stuk bevestigden ze dat het beerdiertje over het algemeen niet erg onder de indruk is van de daar geldende omstandigheden. Wetenschappers kunnen dat nog altijd lastig verklaren en daarom zijn eerder dit jaar beerdiertjes naar het internationale ruimtestation gestuurd. Tijdens experimenten wordt gekeken wat er met de genen van beerdiertjes gebeurt wanneer ze in de ruimte vertoeven. Welke genen worden uitgezet of juist geactiveerd? En wat gebeurt er dan? Onderzoekers hopen zo meer inzicht te krijgen in de overlevingsstrategieën van het beerdiertje en daar kunnen toekomstige astronauten dan misschien weer hun voordeel mee doen. Zo kan het leiden tot nieuwe manieren om biologische materialen – zoals voedsel, maar ook medicijnen – beter te wapenen tegen extreme temperaturen, uitdroging en kosmische straling.
Dat de piepkleine beestjes naar het ISS zijn afgereisd en daar weleens een grote bijdrage kunnen leveren aan toekomstige ruimtemissies is al heel indrukwekkend. Maar er zijn beerdiertjes die het nog verder geschopt hebben en helemaal naar de maan zijn gevlogen. Deze beerdiertjes liftten in 2019 mee met maanlander Beresheet. De lander crashte helaas op het maanoppervlak, maar de beerdiertjes hebben de crash misschien wel overleefd. Het is echter uitgesloten dat ze de maan as we speak aan het koloniseren zijn; in de lander bevonden zich uitgedroogde beerdiertjes die alleen weer actief kunnen worden als ze aan behoorlijke hoeveelheden water worden blootgesteld en die zijn op de maan niet voorhanden.
9. Ze leggen enorme drollen (relatief gezien dan)
Beerdiertjes mogen dan veel weghebben van superhelden; in bepaalde opzichten zijn ze ook weer net als wij. Zo moeten ze soms ook gewoon poepen. Maar de beerdiertjes zouden geen beerdiertjes zijn als ze ook op dat gebied niet de show zouden stelen. Zo heeft onderzoek uitgewezen dat de piepkleine beestjes enorme drollen fabriceren die soms bijna net zo groot zijn als zijzelf! En jawel, daar zijn beelden van. Klik!
10. Liften is wel gevaarlijk
Het beerdiertje lijkt onverwoestbaar, maar toch vonden wetenschappers vorig jaar iets wat in sommige gevallen zelfs voor het beerdiertje een slecht idee is: liften. Beerdiertjes leggen namelijk enorme afstanden af door mee te liften met slakken. Dit gebeurt trouwens ongevraagd. Als een slak over een beerdiertje glijdt, dan wordt een beerdiertje meegenomen en deze blijft dan aan de slak plakken. En dat is niet zonder gevolgen. Slechts 34 procent van de beerdiertjes wist het contact met het slakkenslijm te overleven.