Het verzet werd hard aangepakt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maar wanneer was iets verzet? Uit de strafdossiers van het Nationaal Archief in Den Haag blijkt hoe de Duitsers en hun handlangers standvastig aan hun regime vasthielden. En dat kostte duizenden levens, waaronder ook levens van totaal onschuldigen.
Vanaf het begin van de oorlog wilden de leiders hun regime duidelijk maken. Er viel niet te spotten met ze. Ook niet per ongeluk. Eén van de schrijvers van het boek ‘De jacht op het verzet’ bleef één verhaal sterk bij. Het verhaal over Michiel Driessen, een marktkoopman in Venlo. “Dat is zó absurd,” zegt onderzoekster Liesbeth Sparks. “In de zomer van 1943 wordt de marktkoopman opgepakt. Want er hangen twee oranje matjes uit zijn zolderraam. Die heeft zijn vrouw daar te luchten gehangen. Driessen wordt afgevoerd naar het bureau in Maastricht; hij moet de matjes zelf dragen, want dat is bewijsmateriaal. Pas na drie weken cel komt hij vrij. De matjes is hij kwijt.”
Strafdossiers
Vijf onderzoekers begonnen twee jaar geleden met het doorspitten van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR): Marie-Cécile van Hintum, Elias van der Plicht, Liesbeth Sparks, Margot van Kooten en Anne-Marie Mreien. Het resultaat is dat ze de arrestaties van zo’n 12.000 mensen in kaart hebben kunnen brengen. Vanwege de grote hoeveelheid aan strafdossiers – er kan heel wat gebeuren in vijf jaren van oorlog – richtten zij zich op de top van de organisatie: de Sichterheitsdienst (SD). In de dossiers vonden zij de namen van hun handlangers, en de namen van hún handlangers. Uiteindelijk vonden ze heel veel namen met de bijbehorende verhalen. “Vaak gruwelijke verhalen over mishandelingen en executies,” zegt eindredacteur en medeschrijver Ad van Liempt. “Maar soms ook ontroerende verhalen over het lot van verzetshelden en pechvogels.” Het lezen van de dossiers vraagt volgens hem dan ook veel van de mentale weerbaarheid. “Wanneer iemand dit werk alleen zou doen, zou hij er tien jaar over doen waarvan hij er drie in een inrichting zou doorbrengen.”
Het verzet
Wanneer was iets verzet? Wat mochten burgers niet ‘flikken’ waarvoor ze de cel in konden draaien? De regels hiervoor zijn nog steeds moeilijk te omschrijven. “We zijn bizarre verhalen tegengekomen van de meest futiele dingen,” vertelt van Liempt. “Bijvoorbeeld wanneer iemand een speldje droeg met daarop het hoofd van de koningin. Of een luciferdoosje bij zich had met daarin lucifers met oranje kopjes. Dit was klein verzet, ludieke acties waartegen hard werd opgetreden.” Het harde optreden begon gelijk na anderhalve maand bezetting op 29 juni 1940: Prins Bernard is jarig. Bij paleis Noordeinde werden bloemen neergelegd en werd het felicitatieregister getekend. Een anjer was Bernards ‘handelsmerk’. Door een anjer te dragen door het knoopsgat van blouse of jas, liet iemand blijken dat hij tegen de bezetting was. “NSB’ers en Duitse bezetters ondernamen hier acties tegen.”
Geen grenzen
Ook zogenaamd ‘anti-Duits gedrag’ werd gezien als verzet of in ieder geval bestraft. Sparks: “Zelfs als je je schuldig maakte aan pietluttig ‘anti-Duits gedrag’ kon je de pineut zijn en worden gedood. Cornelis Luijters uit Utrecht werd bijvoorbeeld in maart 1944 gearresteerd omdat hij zijn pruimtabak tegen een NSB-winkelpui spuugde. Anti-Duits gedrag! Hij kwam terecht in Bergen-Belsen, waar hij een jaar later stierf.” Ook vertelt ze over een puberaal grapje dat uiteindelijk zeven jongens het leven kostte. Eén van een groep van dertien jongens floot voor de gein hard op zijn vingers waardoor de bemanning van de schepen van de Duitse Kriegsmarine de vlaggen streek. De Duitsers dachten namelijk dat het fluitsignaal van de officier afkomstig was. Toen de bemanning erachter kwam, dat dat niet het geval was, bestormde deze de kade en werden álle jongens gearresteerd. De stad kreeg een boete van 1000 gulden, bewoners mochten na achten niet meer buiten komen en de jongens zaten twee maanden in de cel waarna ze, ondanks het opbiechten van de ‘schuldige’ jongen, naar een concentratiekamp werden gestuurd. Na acht maanden werden zeven jongens vrijgelaten. De overige vier waren al overleden aan de ontberingen van het kamp. De verhouding tussen het vergrijp en de straf was volkomen zoek, vertelt Sparks. Een anti-Duits gedicht, een op het oog onschuldig tekeningetje of net iets ongelukkigs zeggen: “het kon leiden tot lange celstraffen en in een enkel geval zelfs tot executie, zo bleek keer op keer uit de CABR-dossiers.”
Toename aanslagen
De april/mei staking in 1943 liet duidelijk zien wanneer de Nederlandse bevolking het helemaal had gehad. Alle Nederlandse militairen moesten weer in krijgsgevangenschap. “Het was wel duidelijk dat de militairen in Duitsland als dwangarbeider zouden moeten werken,” vertelt Sparks. “Mensen legden spontaan hun werk neer. De bezetter sloeg de staking met geweld neer, en toen had je dus twee ontwikkelingen tegelijk: meer mensen zochten een onderduikadres omdat ze niet in Duitsland wilden werken, én meer mensen waren bereid om die onderduikers te helpen omdat ze zo kwaad waren op de bezetter.” De gevolgen van deze staking, ook wel bekend als ‘melkstaking’ omdat veel boeren hun melk niet meer leverden aan de fabrieken, waren ernstig: “Er stierven in een week ongeveer 175 mensen; vaak zonder proces neergeschoten.” Na deze staking pleegde het verzet aanslag na aanslag en vond de bezetter het tijd om naast het uitvoeren van represailles met nieuwe methoden het verzet rigoureus de kop in te drukken, vertelt Margot van Kooten. “De toegenomen aanslagen vanuit het verzet maakte dat geen NSB’er zich meer veilig voelde. Het standrecht verdween: wat inhield dat nauwelijks tot geen rechtszaken meer werden uitgevoerd.” Gevolg: meer arrestaties, grotere represailles, de mate van schuld aan groot en klein verzet hoefde niet meer aangetoond te worden en executies waren aan de orde van de dag.
De jacht op het verzet
Wie maakten er korte metten met het verzet? Dat waren verschillende organisaties: de Sichterheitspolizei (SiPo), de Nederlandse politie en de landwacht. De SD had in ons land vijf auschenstellen (‘regiokantoren’) waaruit de SiPo opereerde. Omdat het verzet toenam was er hulp nodig. “Ze schakelden speciale afdelingen van de Nederlandse politie in,” vertelt van Liempt. “Vaak waren dit fanatieke NSB’ers of SS’ers. Ondanks dat het specifieke afdelingen waren, bezorgde het de Nederlandse politie natuurlijk wel een slechte naam.” Hiernaast ontpopten burgers zich als de zogeheten landwacht. Vaak waren zij bij de Waffen SS afgekeurd vanwege de lichamelijke eisen. “Het was een organisatie van NSB’ers, maar deze mensen waren totaal ongeschikt. Er gebeurden veel ongelukken doordat het onverantwoorde types waren. Naarmate de oorlog vorderde, werden zij steeds gewelddadiger en was er steeds minder sociale controle.”
Onmenselijk
Opvallend was dat de SD en veel fanatieke Nederlandse NSB-politiemannen onmenselijk gedrag vertoonden bij de vele martelingen en executies. “Ze zien iets wat tegen de regels is en reageren bijna als robots,” vertelt Sparks. Onderzoekster Marie-Cécile van Hintum portretteerde drie fanatieke en uiterst gewelddadige jagers op het verzet met zogezegd uitzonderlijke kwaliteiten voor de handhaving van de nieuwe orde. Bijvoorbeeld SD’er Richard Nitsch, een vader van twee jonge kinderen die voor de ogen van een klein meisje haar vader neerschoot als vergelding op een actie van het verzet. “In hun gedrevenheid waren ze al de menselijke maatstaven kwijtgeraakt,” vertelt van Hintum. Achteraf probeerden ze hun verantwoordelijkheid van de oorlogsmisdaden af te schuiven door met excuses te komen als: ‘Befehl ist befehl’. Of ze gaven ‘de vuile drank’ de schuld. Hoe iemand die voor de oorlog heel normaal leek in de oorlog anderen zulke gruwelijke dingen kon aandoen, begrijpt zelfs Sparks na al het onderzoek niet. “Het was een vreemde, onwerkelijke tijd, normale regels golden plotseling niet meer, en dat brengt in sommige mensen blijkbaar het slechtste naar boven.”
Moed indrinken
Hoe konden zij zelf leven met de gruweldaden die ze anderen aandeden? Alcohol was niet geoorloofd bij de SS, dat vertelt onderzoeker Elias van der Plicht aan de hand van onderstaand voorschrift van de Duitse SS-leider Heinrich Himmler.
De SS-man moet tegenover het gehele volk een voorbeeld van mannelijke kracht en ridderlijke deugd zijn. Hij vermijdt de omgang met liederlijke vrouwen. Overmatig gebruik van alcohol is voor zijn gezondheid en houding schadelijk. Het zitten of staan aan een bar is een SS-man verboden.”
Ondanks dit voorschrift vonden de onderzoekers honderden verhalen over dronken SD’ers, politieagenten en landwachters. Ze stalen drank om moed in te drinken voor het plegen van hun misdaden. Achteraf dronken zij om te vergeten. “Maar juist door de drank ontstonden er alleen maar grotere wantoestanden en martelpraktijken,” vertelt van der Plicht.
Het lange zoekwerk in de strafdossiers leverde ook de database van gearresteerde verzetsmensen op met daarin door wie, wanneer en waarvoor zij gearresteerd zijn. Het is belangrijke informatie, zo benadrukt Van Liempt. “Mij lijkt dat van onschatbare waarde voor het onderzoek van al die nabestaanden die nu en de komende jaren zo graag willen weten wat er met hun familieleden in oorlogstijd is gebeurd.”
‘De jacht op het verzet’ verscheen 14 maart. Wilt u de bloemlezing aan verhalen lezen? U kunt het boek ‘De jacht op het verzet’ hier bestellen.