Bijna 200 jaar geleden, in 1817, vond een merkwaardige ontdekkingsreiziger genaamd Johann Ludwig Burckhardt, afkomstig uit Basel, de dood. Bij zijn overlijden in Caïro liet hij iets achter wat ervoor zorgde dat het westen voor het eerst over een stad hoorde waarvan niemand wist dat die bestond: Petra. In zijn dagboeken beschreef hij de reis die vijf jaar eerder plaatsvond: op 22 augustus 1812 betrad hij als eerste Europeaan dit wonder in de woestijn.
De bouw van Petra
Toen de Nabateeërs zich voor het eerst sinds hun nomadenbestaan gingen vestigen, deden zij dit in het gebied wat nu zuid-Jordanië, zuid-Israël en noordelijk Saoedi-Arabië is. Aan het eind van de tweede eeuw voor Christus bouwden zij hun hoofdstad: Petra. De stad werd gebouwd op een verborgen plek; een bergkom met veel grotten en spleten. Deze locatie werd met opzet gekozen door het volk, zo legt Tanja van der Zon, projectleider van de tentoonstelling, uit. “De Nabateeërs waren een nomadenvolk, in de zomers trokken zij er met tenten en hun vee op uit en in de winter maakten zij gebruik van natuurlijke grotten en rotsspleten om in te wonen. Zo woonden zij ook af en toe in de rotsen waaruit Petra is ontstaan. Doordat de locatie zo besloten is, was het een veilige plek om te wonen. De stad is dan ook alleen maar bereikbaar via een 1,3 kilometer lange smalle bergkloof, genaamd ‘de Siq’.”
Handelsstad
De locatie van Petra was niet alleen handig met het oog op de veiligheid maar ook omdat deze vlak aan een handelsroute lag. Er was dan ook een levendige markt in Petra. “Zo waren er pottenbakkers en andere ambachtslieden zoals timmerlui, metaalbewerkers en bouwlieden. Er werd muziek gemaakt en er was een groot theater waar ruim 10.000 mensen konden zitten. Ook werden druiven verbouwd om wijn van te maken,” vertelt van der Zon aan Scientias.nl. De handel in wierook en specerijen bracht grote rijkdom. Aan het begin van de eerste eeuw na Christus was Petra een bloeiende metropool in de woestijn. Er woonden destijds maar liefst 30.000 mensen. “De Nabateeërs waren vooral bedreven in het handelen vanwege het goed onderhouden van contacten met buren en concurrenten. Hierdoor hadden zij de kans om redelijk in vrijheid te opereren.
Omdat de stad langs zo’n belangrijke handelsroute lag trok deze ook veel antieke schrijvers en reizigers. Zij verbaasden zich vaak over de luxe en ingenieuze wijze waarop de stad was gebouwd. Zo hadden sommige bewoners zelfs huizen met verwarming en wc’s die doorgespoeld konden worden met gebruikt water. Ook waren er vele systemen voor aan- en afvoer van water voor de stad. Het water werd aangevoerd vanuit de hoger gelegen heuvels via uitgehouwen goten en aardewerken buizen in de Siq. Tijdens heftige regens bestond echter het gevaar van overstromingen en vloedgolven. De Nabateeërs bouwden daarom een dam en tunnel bij de ingang van de Siq ter bescherming.” Doordat het volk zoveel handel dreef met andere volkeren, stond zij ook open voor allerlei invloeden van buitenaf. Zo pikten zij de talen van de Romeinen, Grieken, Assyriërs en Egyptenaren op en maakte hier uiteindelijk een eigen taal van door te combineren. Ook komen buitenlandse invloeden terug in de kunst van de Nabateeërs.
Religie
Wat vooral bijzonder is aan Petra, is dat veel gebouwen uit de rotsen gehouwen zijn. Wanneer we kijken naar de religie van de Nabateeërs is dit logisch. Zo vertelt van der Zon: “Als nomaden maakten de Nabateeërs gebruik van hemellichamen om hun weg door de woestijn te kunnen vinden en aanbaden zij rotsen, beken en sterren als hun goden. Hun belangrijkste god is Dushara, vernoemd naar het Shara-gebergte. De god is dan ook veel afgebeeld in de stad. Uitgehakt in steen uit de rotsen of als sculptuur om de stad mee te versieren. Het volk was daardoor één met de natuurlijke omgeving. De Nabateeërs bouwden ook veel tempels om hun goden te vereren. Zo staat er onder andere een enorm complex van 7500 vierkante meter in Petra, de ‘Grote Tempel’. Gezien de afmetingen werd hier waarschijnlijk één van de Nabatese goden vereerd, zoals Dushara, al-Uzza of Allat. De tempel had een slim irrigatiesysteem dat het gebouw van constante aanvoer van drinkwater voorzag. Ook had het gebouw een tuin.
Rotsgraven
Opmerkelijk is dat de Nabateeërs geen enkele moeite leken te hebben te midden van hun doden te leven. Overleden mensen werden niet weggestopt op een aparte plek, maar werden overal in de stad begraven in de rotswanden. Tot nu toe zijn er al meer dan 500 tombes ontdekt en ieder jaar worden dit er meer. Eén van de beroemdste graven is het ‘Soldatengraf’. Dit graf is zo genoemd wegens de soldatenbeelden boven de ingang. De enorme tombe bestaat uit een grafkamer met een versierde façade, een banketzaal en een voorplein, omgeven door zuilen.
Dagelijks leven
Over het dagelijks leven van de Nabateeërs is helaas nog niet veel bekend. “Na de vroegere opgravingen, waarbij vooral veel aandacht werd geschonken aan de grote imposante gebouwen, is men nu ook de woonhuizen van de Nabateeërs aan het opgraven. Hierdoor komen dan ook steeds meer vondsten uit het dagelijks leven van het volk tevoorschijn.” Er wordt dus nog steeds gegraven in de stad, vertelt van der Zon, zo ligt 95 procent van de stad nog in de woestijn verborgen.
Hoewel het volk meer dan twee eeuwen stand kon houden ging het uiteindelijk op in andere stammen. Al die tijd konden zij zelfs de Romeinen op afstand houden; toen Petra in 106 na Christus uiteindelijk toch werd ingelijfd in het Romeinse Rijk, bleef het nog lang onafhankelijk. Zo vertelt van der Zon dat de Nabateeërs gewoon konden doorgaan met hun handel en hadden zij redelijk veel vrijheid. “Nadat de Romeinen hun handelsroutes verlegden richting de zee, verminderden de inkomsten van de Nabateeërs langzamerhand. Aardbevingen maakten uiteindelijk een einde aan de Nabateese beschaving. Zo waren er zeker drie grote bevingen waarbij de beving in 551 na Christus zo hevig was dat grote delen van de stad instortten. Langzamerhand raakte de stad in verval. Daarna werd de stad vergeten doordat de Siq door overstromingen dichtslibde met modder en stenen.
Bedoeïnen
Toch wonen er sinds 200 jaar weer mensen in de stad: de Bdul-bedoeïnen, een volk dat onderdeel uitmaakt van een groter stamverband genaamd Huwayat. Sommigen van hen claimen rechtstreeks van de Nabateeërs af te stammen. Tot voor kort woonden zij in de rotsen van Petra en in tenten, echter zij hebben moeten verhuizen vanwege de vele toeristen die naar Petra toekomen. “Voor hen is er een eind verderop een dorp ingericht, genaamd Umm Sayhoun,” vertelt van der Zon. “Zij mogen handel drijven in en rond de Siq en in Petra en velen van hen zijn gids voor de bezoekers aan de stad.”
De Nabateeërs bouwden Petra destijds als een stad die eeuwig zou voortbestaan. Een groot deel van hun bouwkunsten heeft dan ook vele beproevingen doorstaan. Onderzoek heeft aangetoond dat hout in de muren werd verwerkt om ze wat elasticiteit te geven. Het toont aan dat dit volk uit de Oudheid veel moeite deed om iets te bouwen wat de eeuwen moest trotseren. En nu, ruim tweeduizend jaar later staat Petra nog steeds: een wonder in de woestijn.