Archeologen hebben in Engeland een bijzondere vondst gedaan. In een 2.500 jaar oude schedel troffen de wetenschappers een verschrompeld brein aan.
Naast de schedel en de hersenen was er voor de rest niets meer over van het lichaam. De archeologen vonden de schedel in een modderige kuil uit de ijzertijd.
“Het is bijzonder dat de hersenen van iemand zo goed bewaard zijn gebleven in zulke natte grond”, zegt onderzoekster Sonia O’Connor van de universiteit van Bradford. “En dat terwijl het brein het orgaan is dat na de dood van een iemand vaak als eerste uit elkaar valt. Dit komt door het hoge vetgehalte van de hersenen.”
Volgens O’Connor was de schedel van een man in de leeftijd van 26 tot 45 jaar. Hij leefde ergens in de periode van 673 tot 482 voor Christus.
Persoonlijk
De hersenen waren nog maar een kwart van de oorspronkelijke grootte. “Archeologen reageren heel anders als er nog hersenen in een schedel zitten”, aldus O’Connor. “Dan gaat het immers niet meer om een skelet, maar om een lijk. Oftewel, het wordt een stuk persoonlijker.”