Het kan invloed hebben op hun relaties, sociale leven, privacy en het gevoel van voldoening en onafhankelijkheid, zo waarschuwen onderzoekers.
In Nederland kampen we met een heuse woningcrisis. En daar zijn helaas veel jongeren de dupe van. Omdat ze geen geschikte, zelfstandige woonruimte kunnen vinden, blijven velen noodgedwongen bij hun ouders wonen. En dat kan behoorlijk frusterend zijn. Sterker nog, onderzoekers hebben nu ontdekt dat dit in sommige gevallen zelfs ernstig het mentale welzijn kan aantasten.
Thuiswonen
De stijgende trend van jongvolwassenen die noodgedwongen bij hun ouders blijven wonen, heeft de laatste tijd veel aandacht gekregen. Desondanks is er eigenlijk vrij weinig bekend over welke jongvolwassenen precies thuis blijven wonen en welke invloed dit heeft op hun leven. Een recent gepubliceerd Australisch onderzoek geeft nu inzicht in de impact van het thuiswonen op jongeren. En het laat onomstotelijk zien dat dit over het algemeen gepaard gaat met een verslechtering van de geestelijke gezondheid.
Australisch onderzoek
De onderzoekers maakten gebruik van een uitgebreide Australische database over huisvesting, inkomen en werk om de aantallen en categorieën jongeren die nog bij hun ouders wonen, te onderzoeken. En zoals de bevindingen laten zien, hebben we niet alleen in Nederland te maken met krapte op de woningmarkt. In de afgelopen 20 jaar is het aantal jongvolwassenen dat noodgedwongen bij hun ouders blijft wonen in Australië met ongeveer 18 procent gestegen. De resultaten tonen aan dat deze trend vooral merkbaar is sinds de jaren 2000, vooral bij mensen die buiten grote steden wonen (een toename van 46 procent), oudere volwassenen (een toename van 36 procent), vrouwen (een toename van 28 procent) en groepen met een laag inkomen (een toename van 10 procent).
Mentale gezondheid
Het langdurig thuis blijven wonen heeft een aantoonbaar negatieve invloed op de mentale gezondheid, zo ontdekten de onderzoekers. “De relatie hiertussen is vrij complex en lijkt voornamelijk afhankelijk te zijn van individuele omstandigheden,” vertelt hoofdauteur van de studie, Amber Howard, in gesprek met Scientias.nl. “Over het algemeen ervaren jongvolwassenen een mindere mentale gezondheid wanneer ze thuiswonen, al lijken sommigen hier gevoeliger voor dan anderen. Oudere volwassenen tussen 30 en 34 jaar, vrouwen en mensen in landelijke en regionale gebieden rapporteren de slechtste mentale gezondheid wanneer ze noodgedwongen bij hun ouders wonen.” De enige groep die er minder onder lijkt te lijden, zijn jongvolwassenen tussen de 18 en 21 jaar, zo toont de studie aan. “Dit komt doordat ze vaak in een lastige positie verkeren als ze elders wonen, waar ze te maken hebben met hoge kosten en onzekerheid,” verklaart Howard.
Stigma
Over het algemeen laten de resultaten zien dat veel jongeren aanzienlijke moeite hebben met het feit dat ze bij hun ouders moeten wonen, vooral als dat niet hun eigen keuze is. En er zijn veel mogelijke redenen hiervoor te bedenken. “Een daarvan is dat er aan thuiswonen een stigma kleeft,” legt Howard uit. “Het wordt beschouwd als een persoonlijk tekort. Er bestaat een zekere druk in individualistische samenlevingen om ‘zelfstandig voor jezelf te kunnen zorgen’, zelfs onder economische omstandigheden die dat buitengewoon moeilijk maken. Een andere reden is dat thuiswonen steeds meer een noodzaak is geworden, het is geen keuze meer. Jongvolwassenen wonen niet alleen thuis tijdens hun studie of aan het begin van hun loopbaan, maar ook langer dan ze eigenlijk zouden willen, simpelweg omdat er gebrek is aan andere opties. Dit kan effect hebben op hun relaties, sociale leven, privacy, en gevoel van voldoening en onafhankelijkheid.”
Stedelijke gebieden
Howard benadrukt echter dat niet iedereen over dezelfde kam geschoren kan worden. “Er zijn ook veel jonge mensen die het prima vinden om thuis te wonen,” zegt ze. “Dit is met name het geval in dure stedelijke gebieden, waar jongeren profiteren van kansen op de arbeidsmarkt, onderwijs en sociaal contact. Het bij ouders wonen heeft dus niet voor iedereen negatieve gevolgen. Bovendien blijven sommige jongvolwassenen langer bij hun ouders wonen vanwege al bestaande problemen met hun mentale gezondheid. De realiteit is dat er jonge mensen zijn die in beide categorieën vallen.”
Zorg
Kortom, volgens Howard is thuiswonen op zich niet noodzakelijk slecht. “Wat zorgwekkend is, is dat jongeren er afhankelijk van worden als een manier om om te gaan met het gebrek aan fatsoenlijke en betaalbare huuropties,” onderstreept ze. “Deze opties zijn uiteindelijk beschikbaar voor sommigen en niet voor anderen. Het probleem is dat als meer jongeren afhankelijk worden van thuiswonen, het moeilijker wordt om hogerop te komen. Hierdoor ontstaat het risico dat de kloof groter wordt tussen jongvolwassenen met rijke en welvarende ouders en degenen zonder.”
Wat kunnen we doen?
Een prangende vraag is wat we kunnen doen om al die jongeren die noodgedwongen bij hun ouders wonen en daar mentaal onder lijden, kunnen helpen. “Er is allereerst behoefte aan een algemene verbetering van de geestelijke gezondheidszorg,” stelt Howard. “Een andere essentiële kwestie is simpelweg meer openheid over dit onderwerp. Een deel van de mentale druk waarmee jongvolwassenen te maken krijgen wanneer ze bij hun ouders wonen, lijkt voort te komen uit sociaal stigma, het gevoel van falen en het ontbreken van onafhankelijkheid.” En dat idee moet volgens Howard de wereld uit. “De realiteit is dat de woningmarkt en economische omstandigheden waarmee jongvolwassenen te maken hebben, extreem uitdagend zijn,” legt ze uit. “Wonen bij de ouders betekent niet dat ze persoonlijke tekortkomingen hebben of dat ze falen in hun onafhankelijkheid. Een positief aspect is dat naarmate thuiswonen meer als normaal wordt gezien, het ook sociaal meer geaccepteerd zal worden. Dat betekent overigens niet dat het niet cruciaal is om ook de systemische problemen op de woningmarkt aan te pakken, zodat jongvolwassenen die zelfstandig willen wonen dit ook daadwerkelijk kunnen doen.”
Huisvesting op de schop
Deze studie richt zich op thuiswonen, maar raakt eigenlijk aan veel bredere kwesties binnen het huisvestingssysteem, vooral met betrekking tot de regulering van huurwoningen. “De particuliere huursector is meestal de eerste stap voor jongvolwassenen die zelfstandig willen worden,” zegt Howard. “De hoge kosten, stijgende huurprijzen, onzekerheid en problemen bij het vinden van betaalbare huurwoningen zijn belangrijke hindernissen die het voor jongeren moeilijk maken om het ouderlijk huis te verlaten. Daarom benadrukken onze resultaten de urgentie van het aanpakken van regelgeving en beleid met betrekking tot huurwoningen. Ze onderstrepen ook de behoefte aan alternatieve opties buiten het huren. Het wordt steeds lastiger voor jongvolwassenen om toegang te krijgen tot sociale huurwoningen vanwege de enorme vraag en lange wachtlijsten, zelfs als ze aan de basisvereisten voldoen. Deze beperkingen op de huizenmarkt zetten ouders onder druk om hun kinderen te helpen, zelfs wanneer de ouders zelf te maken hebben met stijgende kosten van levensonderhoud en niet altijd financieel kunnen bijspringen.”
De resultaten suggereren dat thuiswonen mogelijk een belangrijke manier is waarop huisvesting de mentale gezondheid van de bevolking beïnvloedt. “Het is interessant dat de sociaal-demografische groepen waarbij thuiswonen het meest is toegenomen, de slechtste mentale gezondheid hebben,” zegt Howard. De studie toont daarom aan dat thuiswonen geen geschikte oplossing is voor de uitdagende situatie waarmee jongvolwassenen op de woningmarkt worden geconfronteerd. Hoewel het aanvankelijk wellicht als een redelijke oplossing lijkt, brengt het aanzienlijke nadelen met zich mee voor degenen die gedwongen worden om deze keuze te maken.