Als er één wetenschappelijk vakgebied is dat de laatste jaren enorm in beweging is dan is het wel het vakgebied dat zoekt naar de oorsprong van de mens. Wat weten we? Wat weten we niet? Rob Oele gaat op onderzoek uit.
“We hebben, uiteraard, nog géén idee van wat we nog niet weten.” Dit was het antwoord van Wil Roebroeks, hoogleraar aan de Universiteit Leiden in Human Origins, toen ik hem afgelopen herfst vroeg wat er mogelijk nog te ontdekken valt in zijn vakgebied. Ik had een vraaggesprek met hem, (toevallig) op de dag dat in het wetenschappelijk tijdschrift Nature een wel heel bijzondere ontdekking werd gepubliceerd die met gemak het “gewone” nieuws haalde. Ons al jaren bekende rotstekeningen op het Indonesische eiland Sulawesi bleken bij nader inzien maar liefst 40.000 jaar oud te zijn! De rotstekeningen op Sulawesi waren al in de jaren vijftig van de vorige eeuw kort beschreven door de Nederlander Hendrik Robert van Heekeren; destijds ging men ervan uit dat de tekeningen hoogstens een paar duizend jaar oud waren, misschien zelfs 8000 jaar. Maar nu werd hun ouderdom gedateerd op minimaal 40.000 jaar en dat is net zo oud als de allervroegste Europese grotkunst. Dat betekent dus dat ook in die hoek van de wereld geavanceerde kunstuitingen bestonden, iets wat vooralsnog voorbehouden leek te zijn aan de vroege Europese mens en die we eerder vooral aantroffen in Franse en Spaanse grotten. Sommigen beweren zelfs dat de alleroudste tekeningen in Europa door Neanderthalers gemaakt zijn maar daar is nog geen overtuigend bewijs voor. Inmiddels is duidelijk dat er ook in Australië rotstekeningen te vinden zijn die tienduizenden jaren oud zijn, hoé oud de tekeningen precies zijn zal nader onderzoek de komende jaren waarschijnlijk aantonen, maar het valt zeker niet uit te sluiten dat die ook de 40.000 jaar halen en wie weet nog ouder zullen blijken te zijn.
Soortgelijke kunst over een afstand van 12000 kilometer, hoe kan dat?
Op zich is het al heel bijzonder dat nu is vastgesteld dat deze vorm van menselijke creativiteit zo lang geleden al, en tegelijkertijd, in zowel Azië als in Europa opborrelde of in elk geval aanwezig was. Maar misschien is het nog opmerkelijker dat de kunstvormen wel erg veel van elkaar weg hebben. Dát raakt ook duidelijk een snaar bij Roebroeks zoals ook blijkt uit een artikel in de NRC waarin hij reageert op deze ontdekking: “We weten nog zo weinig over het culturele landschap van 40.000 jaar geleden. Nu blijkt dus dat mensen toen op 12.000 kilometer van elkaar soortgelijke kunst maakten!” Hoe kan het zijn dat groepen mensen zo ver weg van elkaar soortgelijke dingen deden?
De meest gangbare theorie daarover is die van Out of Africa (OOA). Zeer gesimplificeerd samengevat: de huidige mens (Homo sapiens) ontstond al ruim 150.000 jaar geleden in Oost-Afrika. Er wordt volgens die theorie verondersteld dat er zeker twee expansies vanuit Afrika hebben plaatsgevonden, de één omstreeks 100.000 jaar, en de andere ongeveer 60.000 jaar geleden. Het is is niet duidelijk of die eerste gelukt is en toen al (Zuid-)Azië en ook Australië bereikte (volgens Stringer en anderen) maar de tweede was een succes. Op deze wijze valt dus de culturele link te leggen tussen Europa en Indonesië, namelijk doordat de oorspronkelijke Homo sapiens dit ‘erfgoed” ergens tussen 60.000 en 100.000 jaar geleden meenam uit Afrika waarna deze het verspreidde over Azië en Europa. Maar er zijn ook andere theorieën. Sommigen beweren zelfs dat de creatieve bron bij een andere, archaïsche mensensoort, namelijk Homo denisova lag en dus niet bij Homo sapiens.
Nóg een schep erbovenop
Afgelopen december volgde een tweede sensationele ontdekking en ditmaal was de bron de vakgroep van Roebroeks zelf. Op een schelp die de Nederlander Eugène Dubois had meegenomen uit Trinil op Java en die zich nu in het museum Naturalis in Leiden bevindt, werden bij nadere inspectie inkervingen gevonden. Die bleken omstreeks een half miljoen jaar oud te zijn én door Homo erectus te zijn gemaakt! Wederom werden gangbare opvattingen opgeschud; dit gaf immers aan dat dergelijke uitingen veel en veel ouder zijn dan gedacht. En dus alweer niet voorbehouden waren aan Homo sapiens in zuidelijke Afrika of Europa. Alle reden om de komende jaren de focus meer en meer op Azië en Australië te richten zou ik zeggen en los te komen van een al te sterk Eurocentrisch denken voor het verklaren van onze diepere menselijke wortels! Dat heeft een te eenzijdig beeld opgeleverd.
Mijn zoektocht
De twee bovengenoemde vondsten geven samen een indicatie hoe deze tak van wetenschap volop in beweging is. Misschien is het goed om af te bakenen waar we het dan over hebben. Roebroeks typeert het in ons vraaggesprek als het onderzoek naar onze menselijke wortels tussen pakweg 2 miljoen en 12.000 jaar geleden. Het is voor mij een fascinerend moment om in deze wereld binnen te stappen en vol verwondering rond te kijken. Begin vorig jaar besloot ik namelijk om meer werk te maken van deze al langer bij mij sluimerende interesse. En zo rijpte een plan om via een soort persoonlijke zoektocht uit te pluizen hoe het nu eigenlijk zit met die vroege ontstaansgeschiedenis van de mens.
Dit plan bestond uit drie stappen. Ten eerste benaderde ik Wil Roebroeks. Hij reageerde enthousiast en stemde toe in één of meerdere interviews en hij wees me op mogelijkheden om in zijn vakgebied te participeren. Zo was ik recent in de unieke gelegenheid om een soort masterclass te volgen van Jean Jacques Hublin, hij is mede toonaangevend in dit vakgebied en leider van de afdeling evolutionaire antropologie in het Max Planck instituut in Duitsland. Ten tweede benaderde ik de redactie van Scientias.nl en deed hen het voorstel om via meerdere columns stapsgewijze verslag te doen van mijn bevindingen naarmate ik me verder ga ingraven in de materie. Ook hier ontmoette ik enthousiasme en instemming. Dit is dus de eerste aflevering van de reeks columns die ik voor ogen heb. Ten derde besloot ik mijn DNA vast te laten stellen bij 23andMe, een Amerikaans bedrijf dat je als marktleider kunt beschouwen op basis van het aantal “DNA-kits” dat door hen is geanalyseerd. Ik wilde namelijk wel weten waar mijn eigen diepere wortels liggen. En ik hoopte al doende ook op meer informatiebronnen te stuiten. Wat gelukkig boven verwachting uitkwam, vooral omdat 23andMe over een zeer levendige community bleek te beschikken. Elke dag worden daarop discussies gevoerd en nieuwe onderwerpen ingebracht, vaak vergezeld van links naar kersverse onderzoeksresultaten.
Vakgebied in transitie
Eén van de eerste bevindingen van mijn zoektocht is dat de stormachtige opkomst van de genetica een enorme impact heeft op welke, en zeker ook hoe nieuwe ontdekkingen gedaan worden. Er zijn nu dingen mogelijk die tien jaar geleden volstrekt ondenkbaar leken. Denk daarbij aan het volledig uitlezen van het DNA (het genoom) van archaïsche mensachtigen waaronder dat van Neanderthalers. Het gaat hier zowel om de inhoudelijke kennis die zeer grote sprongen voorwaarts heeft gemaakt als om het feit dat de kostenfactor met een factor van tienduizenden (of meer, het gaat door en door en door..) is verlaagd door de technologische evolutie. Ik citeer Roebroeks uit ons gesprek: “We zitten in een vreemde fase (in ons vakgebied, red.) want de meeste belangrijke ontdekkingen worden tegenwoordig in het lab gedaan en niet in het veld”. Wat niet wegneemt dat het veldwerk zeer belangrijk, ja essentieel blijft, zo voegde hij er aan toe. Al met al is het vak extreem breed geworden waardoor het als apart vak niet meer bestaat. De kunst is nu om met héel veel anderen uit meerdere disciplines samen te werken. Het draait thans om het opbouwen van netwerkgemeenschappen en daarin samen te werken. Waarin wij wat van anderen kunnen oppikken en leren maar ook iets kunnen teruggeven. In zo’n setting moet je vooral leren goede vragen te stellen. Roebroeks: “Je bent nu meer dan ooit voortdurend student, je moet permanent leren; dat was altijd al zo maar in deze fase helemáál, veel vakken tegelijk!” Ik leg hier de link naar de titel van deze column: het lijkt me inderdaad veel beter mogelijk dingen “waarvan je géén idee dat je ze nog niet weet” op het spoor te komen als je zelf als onderzoeker van human origins heel nieuwe ingangen, inzichten en verbanden zoekt. Zoals Roebroeks dat hierboven beschrijft: een permanent innoverende setting! Waar, als ik Hublin goed heb begrepen, zeker ook voor de psychologie een vooraanstaande plaats is weggelegd.
Vervolg
De volgende keer wil ik de genoemde impact van de genetica, en met name het DNA onderzoek, uitgebreider behandelen. En ook hoe dat DNA-onderzoek steeds dichter in je eigen bereik als geïnteresseerde leek komt en niet meer blijft “hangen” bij gespecialiseerde onderzoekers. Je kunt immers je eigen DNA tegen schappelijke kosten laten vaststellen. Om dat vervolgens met dat van een ander, en met vele anderen te vergelijken. Waaronder inmiddels zelfs het DNA van Neanderthalers of andere mensachtigen die 45.000 jaar geleden in Siberië leefden. Maar er zit nog veel meer in de pen. Er valt nog zoveel fascinerends uit te pluizen en te ontdekken. Wordt vervolgd!
Dit artikel is geschreven door Rob Oele. Rob (1953) heeft in de jaren ’70 ontwikkelingspsychologie gestudeerd en is altijd zeer geïnteresseerd geweest in de ontstaansgeschiedenis van de mens. Nu hij sinds kort is gestopt met werken ziet hij zijn kans schoon om zich daar echt in te verdiepen. Hij is van plan om met regelmaat de Scientias.nl-lezers te informeren over zijn bevindingen naarmate hij zich verder verdiept in dit “vakgebied in beweging”.