Het betekent dat de twee soorten het meer dan 25.000 jaar geleden erg gezellig hadden.
Het is een bijzondere ontdekking. Het komt namelijk niet elke dag voor dat onderzoekers DNA van een in de IJstijd uitgestorven soort in het genoom van een nog in leven zijnde populatie aantreffen. Sterker nog: dat is eigenlijk nog maar één keer eerder voorgekomen en wel in de menselijke afstammingslijn. Zo hebben onderzoekers eerder vastgesteld dat het DNA van de inmiddels uitgestorven Neanderthalers en Denisovamensen voortleeft in het genoom van moderne mensen. De bruine beren die het in de laatste ijstijd gezellig maakten met de 25.000 jaar geleden uitgestorven holenbeer bevindt zich dus in goed gezelschap: ook onze voorouders waagden zich aan gemeenschap met verwante, maar later uitgestorven soorten.
Wetenschappers trekken die conclusie nadat ze het genoom van vier holenberen die tussen 71.000 en 34.000 jaar geleden leefden, bestudeerden. Ze vergeleken het genoom onder meer met dat van moderne bruine beren, Amerikaanse en Aziatische zwarte beren, pandaberen en ijsberen.
De holenbeer kwam duizenden jaren geleden in een groot deel van Europa voor (ook in Nederland zijn resten van de beer teruggevonden). Mannetjes konden tot wel 3,5 meter hoog zijn wanneer ze op hun achterpoten gingen staan en waren tot wel drie keer zwaarder dan de gemiddelde Europese bruine beer. De holenbeer voedde zich voornamelijk met planten. De grote beer stierf zo’n 25.000 jaar geleden uit. Onduidelijk is nog hoe dat precies kwam. Sommige onderzoekers denken dat mensen er een rol in hebben gespeeld.
Het onderzoek wees uit dat in alle genomen van de bruine beren wat holenbeer-DNA te vinden was. Gemiddeld bestond het genoom van de bruine beer voor 0,9 tot 2,4% uit genetisch materiaal afkomstig van de holenbeer. Verder bleek het genoom van de holenbeer ook een klein beetje DNA van de bruine beer te herbergen. Het wijst er sterk op dat de bruine beren en holenberen gemeenschap hadden voor laatstgenoemde uitstierf.