De omvang van de menselijke hersenen blijkt sinds 1930 behoorlijk te zijn toegenomen – en dat kan weleens heel goed nieuws zijn

Jouw hersenvolume is hoogstwaarschijnlijk aanzienlijk groter dan dat van je oma. Nieuw onderzoek onthult namelijk dat de omvang van de menselijke hersenen in de afgelopen eeuw gaandeweg is toegenomen. En dat is hoopgevend, want een groter brein biedt wellicht meer bescherming tegen de effecten van aan ouderdom gerelateerde vormen van dementie.

Tot die conclusie komen Amerikaanse onderzoekers in het blad JAMA Neurology. Ze baseren zich op MRI-scans van mensen die deelnamen aan de Framingham Heart Study. Dit onderzoeksproject startte in 1948, met als doel meer onderzoek te doen naar hart- en vaatziekten en andere aandoeningen. Bij aanvang van het onderzoek deden er 5209 in het Amerikaanse plaatsje Framingham woonachtige mannen en vrouwen mee, die tussen de 30 en 62 jaar oud waren. Inmiddels loopt het onderzoek al meer dan 75 jaar en zijn ook de kinderen en kleinkinderen van de oorspronkelijke deelnemers in het onderzoek opgenomen. Tussen 1999 en 2019 werden van meer dan 3200 deelnemers aan het onderzoek MRI-scans van de hersenen gemaakt. En wetenschappers hebben de hersenscans van mensen die in de jaren dertig van de vorige eeuw geboren werden, nu vergeleken met de hersenscans van mensen die in de jaren zeventig van de vorige eeuw het levenslicht zagen.

Conclusie
Het leidt tot een opmerkelijke conclusie. Zo ontdekten de onderzoekers dat de omvang van het brein met elk decennium verder toe is genomen. Waar mensen die in de jaren dertig van de vorige eeuw geboren werden gemiddeld een hersenvolume hadden van 1234 milliliter, was dat voor mensen die in de jaren zeventig geboren waren, 1321 milliliter. Een toename van 6,6 procent. En het oppervlak van het brein van mensen die in de jaren zeventig geboren zijn, bleek zelfs bijna 15 procent groter dan dat van mensen die vier decennia eerder ter wereld kwamen.

Witte en grijze stof
Voor het onderzoek keken de wetenschappers overigens niet alleen naar de omvang van het volledige brein; ze gingen ook na in hoeverre de omvang van specifieke hersengebieden door de tijd heen veranderde. Zo keken ze bijvoorbeeld naar de witte stof (onderdeel van het zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor informatieoverdracht), grijze stof (met name verantwoordelijk voor informatieverwerking) en de hippocampus (betrokken bij leren en herinneren). En ook die specifieke onderdelen van het brein bleken bij mensen die in de jaren zeventig geboren waren groter te zijn dan bij mensen die in de jaren dertig het levenslicht zagen.

Externe invloeden en genetica
“Het decennium waarin iemand geboren wordt, lijkt invloed te hebben op de omvang van het brein en op de lange termijn mogelijk ook op de gezondheid van de hersenen,” vertelt onderzoeker Charles DeCarli. “Genetica spelen een grote rol in het bepalen van de hersenomvang, maar onze resultaten hinten erop dat externe invloeden, zoals gezondheid, sociale, culturele en educatieve factoren ook een rol spelen.”

Dementie
Onze hersenen worden dus steeds groter. En dat is waarschijnlijk goed nieuws, zo stellen de onderzoekers. “Grotere hersenstructuren zoals we die in ons onderzoek zien, reflecteren waarschijnlijk een verbeterde hersenontwikkeling en verbeterde hersengezondheid,” stelt DeCarli. “Een grotere hersenstructuur betekent een grotere cognitieve reserve (zie kader) en dat kan ons weer enige bescherming bieden tegen de effecten van aan ouderdom gerelateerde hersenziekten, zoals Alzheimer en andere vormen van dementie.”

Cognitieve reserve
De hypothese omtrent de cognitieve reserve werd in de jaren tachtig van de vorige eeuw in het leven geroepen. In die tijd ontdekten wetenschappers tijdens autopsies tot hun verbazing dat sommige individuen die bij leven geen symptomen van dementie hadden vertoond, toch dezelfde veranderingen in de hersenen vertoonden als mensen die in een vergevorderd stadium van Alzheimer waren. Maar waarom hadden deze mensen ondanks die veranderingen in het brein geen symptomen van Alzheimer vertoond? Om dat te kunnen verklaren, kwamen wetenschappers op de proppen met de cognitieve reserve-hypothese. Volgens deze hypothese hebben sommige mensen meer cognitieve reserve dan anderen en stelt die cognitieve reserve ze in staat om de schade die dementie in het brein aanricht zodanig te compenseren dat hun cognitief functioneren niet wordt aangetast. Je kunt die cognitieve reserve dus eigenlijk zien als een stukje flexibiliteit van het brein dat gaat improviseren en alternatieve manieren vindt om – ondanks de opgelopen schade – toch gewoon zijn werk te kunnen doen. Die cognitieve reserves verkleinen de kans op dementie dus niet, maar vormen wel een soort buffer tegen symptomen ervan.

In het nieuwe onderzoek werpen wetenschappers nu de hypothese op dat ook de toenemende omvang van de hersenen in een grotere cognitieve reserve resulteert en dus bescherming biedt tegen de ziekteverschijnselen van dementie. Die hypothese wordt volgens de onderzoekers verder onderschreven door wat ze onder meer in Framingham zien gebeuren. Namelijk dat het percentage mensen dat de diagnose Alzheimer krijgt, afneemt.

Eerder onderzoek – eveneens gebaseerd op de Framingham Heart Study – onthulde namelijk al dat hoewel het absolute aantal mensen met dementie door de vergrijzing toeneemt, het percentage van de bevolking dat de diagnose dementie krijgt, daalt. Sinds de jaren zeventig in Framingham zelfs met 20 procent per decennium. In dat eerdere onderzoek werd die afname vooral in verband gebracht met een betere behandeling van hart- en vaatziekten en een hoger opleidingsniveau. Maar die factoren konden de afname niet volledig verklaren. Het nieuwe onderzoek suggereert nu dat ook het feit dat de omvang van de menselijke hersenen sinds de jaren dertig is toegenomen, daar een rol in speelt.

Bronmateriaal

"Human brains are getting larger. That may be good news for dementia risk" - UC Davis
Afbeelding bovenaan dit artikel: LarisaBozhikova from Getty Images (via Canva Pro)

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd