We haalden het Aziatische lieveheersbeestje hierheen om luizen te bestrijden. Maar inmiddels is di lieveheersbeestje zelf een plaag geworden. Tijd voor een zoektocht naar een bestrijdingsmiddel voor het bestrijdingsmiddel. Oftewel: Quis custodiet ipsos custodies? (Wie bewaakt de bewakers?)
De moedwillige introductie van het Aziatische lieveheersbeestje (Harmonia axyridis) is volledig uit de hand gelopen. Deze soort is afkomstig uit het noordoosten van Azië en geïntroduceerd als biologische bestrijder van bladluizen en schildluizen. Helaas liep alles niet zoals gepland en ondertussen is de waarde als biologische gewasbeschermer verloren gegaan door de negatieve impact die het heeft op de commerciële land- en tuinbouw.
Invasief
Het Aziatische lieveheersbeestje is te beschouwen als een invasieve soort. Invasieve soorten ontregelen ecosystemen door directe concurrentie met inheemse soorten of door destabilisatie van voedselketens. Tegenwoordig worden deze invasieve soorten beschouwd als één van de belangrijkste oorzaken voor het wereldwijde verlies aan biodiversiteit. Door het ontbreken van predatoren die de aantallen in het thuisland binnen de perken houden, kunnen populaties van invasieve soorten een snelle groei doormaken.
Meer lieveheersbeestjes
Ook de populaties lieveheersbeestjes in onze tuinen zijn de laatste jaren ingrijpend gewijzigd. Inheemse soorten in Nederland en vele andere West-Europese landen, zoals het tweestippelig (Adalia bipunctata), zevenstippelig (Coccinella septempunctata) en tienstippelig lieveheersbeestje (Adalia decempunctata) zijn achteruit gegaan, terwijl het Aziatische lieveheersbeestje ondertussen erg veel voorkomt.
Schimmel
Recentelijk is ontdekt dat het Aziatische lieveheersbeestje in Nederland geïnfecteerd kan worden door Hesperomyces virescens, een schimmel uit de orde der Laboulbeniales. Deze combinatie is bekend in Europa, er werd al melding van gemaakt in België, Groot-Brittannië, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Italië en Oostenrijk. Laboulbeniales zijn strikt parasitaire schimmels, behorende tot de groep van de Ascomycota – ondertussen werden reeds meer dan 2.000 soorten Laboulbeniales beschreven. Ze komen uitsluitend voor op de buitenzijde van hun gastheer. Deze schimmels hebben meestal een lengte van tussen de 0,15 en 1 millimeter waardoor ze met het blote oog (bijna) niet te zien zijn.
Specialist
Laboulbeniales vertonen een zeer sterke graad van specialisatie. De meeste soorten parasiteren één welbepaalde gastheer en zijn soms opmerkelijk aangepast aan een specifieke positie op het lichaam. De kleverige sporen worden uitsluitend door de activiteiten van de gastheer verspreid, bijvoorbeeld door copulatie. Infectie met Laboulbeniales kan dan ook worden beschouwd als een seksueel overdraagbare aandoening. Voor soorten met lieveheersbeestjes als gastheer geldt dat er ook een sociale overdracht is: infectie treedt op wanneer lieveheersbeestjes zich massaal verzamelen in winterschuilplaatsen.
Mogelijk kunnen Laboulbeniales ingezet worden als biologische bestrijders van invasieve soorten, zoals het Aziatische lieveheersbeestje. Om het potentieel hiertoe na te gaan is een breed scala aan vooronderzoeken vereist en daar zal de komende jaren aan gewerkt gaan worden. Zo is het belangrijk om te weten welke Hesperomyces-schimmels op welke gastheren voorkomen en hoe specifiek de parasiet-gastheer relaties zijn. We willen ook weten of soorten die op inheemse gastheersoorten voorkomen, kunnen ‘overspringen’ naar invasieve soorten en vice versa. Hoewel het aantal schimmels dat geassocieerd wordt met insecten geschat wordt op een slordige 20.000 tot 50.000 soorten, heeft deze groep tot dusver slechts erg weinig aandacht gekregen. Toch is het bestuderen van Laboulbeniales vrij gemakkelijk, omdat vele vooraanstaande natuurhistorische musea grote systematische collecties van gastheerspecimens beschikbaar hebben voor onderzoek. Deze bieden dan ook boeiende kansen voor de toekomst, onder andere voor het onderzoek inzake Hesperomyces virescens en zijn relatie met het Aziatische lieveheersbeestje.
Bovenstaand artikel is een update van een artikel uit Natura 4, KNNV, pag 16 en geschreven door Danny Haelewaters (1983). Haelewaters werkte in het kader van zijn master thesis aan Laboulbeniales onder begeleiding van professor Dr. Annemieke Verbeken (Universiteit Gent, onderzoeksgroep Mycologie) en André De Kesel (Nationale Plantentuin van België). Vanaf juli 2012 is hij als PhD-student werkzaam aan het Farlow Herbarium (van de Harvard University Herbaria, Cambridge – USA). Vanaf 1 september kunt u nog veel meer van zijn werk en andere zaken die hem bezighouden lezen. Hij gaat dan namelijk op Scientias.nl aan de slag als columnist.