Geen enkele aardscheerder zal in de toekomst meer aan ons oog kunnen ontsnappen.
De afgelopen jaren hebben astronomen flink op zogenaamde ‘potentieel gevaarlijke planetoïden’ gejaagd. Dit zijn rondslingerende ruimtestenen die mogelijk op ramkoers met de aarde liggen. Inmiddels hebben onderzoekers al meer dan 18.000 aardscheerders ontdekt en hun banen bepaald. Maar waarschijnlijk wachten er nog veel meer op ontdekking. En bij die zoektocht zal de nieuwe Chileense Test-Bed Telescope 2 (TBT2) een handje gaan helpen.
Test-Bed Telescope 2
De spiksplinternieuwe telescoop, gestationeerd op de ESO-sterrenwacht op La Silla in Chili, is zojuist in gebruik genomen. En samen met zijn broertje TBT1 die zich in het Spaanse Cebreros op het noordelijk halfrond bevindt, zal de TBT2 de hemel nauwlettend afspeuren naar planetoïden die mogelijk een bedreiging voor de aarde kunnen vormen. “Om het risico van potentieel gevaarlijke objecten in het zonnestelsel te kunnen berekenen, moeten we eerst weten hoeveel van deze objecten er zijn,” zegt Ivo Saviane, locatiemanager van de ESO-sterrenwacht op La Silla. “Het TBT-project is een stap in die richting.”
Uiteindelijk zullen de telescopen deel uit maken van een heus telescoopnetwerk. TBT1 en TBT2 zullen namelijk fungeren als een voorloper van het geplande Flyeye-telescoopnetwerk; een afzonderlijk project dat door ESA wordt ontwikkeld voor het opsporen en volgen van snel bewegende objecten aan de hemel. Dit toekomstige netwerk zal volledig autonoom werken: de waarnemingen worden aangestuurd door software, die dagelijks verslag doet van de posities en andere eigenschappen van de gedetecteerde objecten. De hardware en software voor dit toekomstige netwerk zullen nu eerst in de TBT2 worden getest om te kijken of ze aan de verwachtingen voldoen.
Jacht
Astronomen hopen zo elk rondslingerende ruimtesteen in kaart te kunnen brengen. Zodra het netwerk volledig operationeel is, kan het de nachthemel afspeuren om snel bewegende objecten te volgen. Daarmee wordt Europa’s vermogen om potentieel gevaarlijke objecten die de aarde dicht kunnen naderen op te sporen, aanzienlijk vergroot. En die kennis is van groot belang. Op deze manier wordt namelijk voorkomen dat we verrast worden door een planetoïde die op korte termijn ineens een groot gevaar voor de aarde vormt.
Tsjeljabinsk-meteoriet
Hoe groot die kans is dat we worden geraakt door een inkomende planetoïde? Hoewel ernstige inslagen op aarde uiterst zeldzaam zijn, zijn ze ook weer niet ondenkbaar. Al miljarden jaren staat onze planeet bloot aan een bombardement van grote en kleine planetoïden. En die kunnen vervolgens voor best wat opschudding zorgen. Dat bewees de Tsjeljabinsk-meteoriet wel, die in 2013 de Russische stad Tsjeljabinsk op deed schrikken. Deze ruimtesteen was zo’n 17 meter groot en ontplofte op 20 kilometer hoogte in de atmosfeer. Bij die explosie kwam zo’n 30 keer meer energie vrij dan tijdens de kernaanval op Hiroshima. De schokgolf zorgde ervoor dat ramen van honderden gebouwen uiteenspatten. Zo’n 1600 mensen raakten daarbij gewond. Het herinnert ons aan de dreiging die van soortgelijke aardscheerders uitgaat.
Grote planetoïden kunnen bovendien nog veel meer schade aanrichten. Gelukkig zijn grotere planetoïden ook gemakkelijker op te sporen. Naar schatting hebben astronomen reeds zo’n 90% van alle aardscheerders groter dan een kilometer opgespoord. Maar men vermoedt dat er nog grote aantallen kleinere, onontdekte objecten bestaan die we nog niet hebben opgemerkt. De grote uitdaging is nu dus om ook zoveel mogelijk kleinere (tot een omvang van zo’n 140 meter) planetoïden in kaart te brengen. En de nieuwe TBT2 zal een belangrijk steentje bijdragen om onze aarde te beschermen tegen deze gevaarlijke ruimtebrokken.