Verhalen over mythische zeemonsters lijken toch een kern van waarheid te bezitten

Onderzoek suggereert dat recent ontdekt en ietwat vreemd eetgedrag van walvissen helemaal niet nieuw is. In plaats daarvan blijkt het 2000 jaar geleden al beschreven te zijn, waarna die verhalen een eigen leven zijn gaan leiden en uiteindelijk zelfs uitgroeiden tot voer voor middeleeuwse mythes over zeemonsters.

Het is 2011 en wetenschappers ontdekken een heel nieuwe manier waarop walvissen voedsel tot zich kunnen nemen. De walvissen gaan verticaal in het water hangen, sperren hun bek wijdopen en wachten vervolgen tot visjes in die geopende bek springen of zwemmen. Zodra een flink aantal vissen dat gedaan heeft, sluiten de walvissen hun bek en eten de vissen op. Het is een bizarre aanpak die waarschijnlijk werkt doordat vissen in de veronderstelling zijn dat de opengesperde bek een geschikte plaats is om te schuilen voor roofdieren. Maar niets is dus minder waar..

Niet nieuw
Inmiddels hebben wetenschappers het bijzondere eetgedrag waargenomen onder bultruggen, levend voor de kust van Vancouver Island. Maar ook onder brydevinvissen, levend aan de andere kant van de wereld, in de Golf van Thailand. Het leidde tot de publicatie van diverse wetenschappelijke artikelen waarin het bijzondere eetgedrag steevast omschreven werd als ‘nieuw’. Maar dat is niet helemaal terecht, zo schrijven onderzoekers nu in het blad Marine Mammal Science. Er zijn namelijk sterke aanwijzingen dat dit gedrag meer dan 2000 jaar geleden al beschreven werd, waarna die beschrijvingen honderden jaren later – ten tijde van de middeleeuwen – zelfs voer werden voor mythes over zeemonsters die veelal in één adem genoemd werden met zeemeerminnen en kraken.


Een Brydevinvis vangt op zeer opmerkelijke wijze vis in de Golf van Thailand. Filmpje: Surachai Passada, Department of Marine and Coastal Resources.

Hafgufa
Het idee dat het opmerkelijke eetgedrag van de walvissen lang geleden al door mensen was waargenomen en zelfs beschreven, ontstond toen onderzoeker John McCarthy, een maritiem archeoloog, las over het Noorse zeemonster ‘hafgufa’ dat vanaf de dertiende eeuw in Noorse manuscripten opduikt. Het gedrag van ‘hafgufa’ vertoont namelijk opvallende overeenkomsten met het recent beschreven eetgedrag van moderne walvissen. “Zodra we daar wat beter naar ging kijken en het ook bespraken met collega’s die gespecialiseerd zijn in middeleeuwse literatuur, realiseerden we ons dat de oudste versies van deze mythes helemaal geen zeemonsters beschrijven, maar heel expliciet een soort walvis beschrijven,” aldus McCarthy. “En toen werd het verband tussen de twee (de moderne walvissen en de hafgufa, red.) veel sterker.”

Over hafgufa
De hafgufa is een mythisch zeemonster dat dus in de dertiende eeuw voor het eerst in Noorse mythes komt opdraven, maar tot ver in de achttiende eeuw een plek krijgt in IJslandse mythes. Vaak verschijnt het zeemonster daarbij zij aan zij met andere mythische verschijningen, zoals de zeemeermin en kraken. De hafgufa wordt daarbij beschreven als een flink zeemonster dat een speciale geur uitstoot waarmee deze vissen in zijn wijdopengesperde, stilstaande bek lokt.

Aspidochelone
De Noorse mythes over hafgufa putten volgens McCarthy en collega’s vrijelijk uit middeleeuwse bestiaria. Dit waren populaire teksten die in de middeleeuwen verschenen en waarin een groot aantal echte en mythische dieren beschreven werd. In deze bestiaria was vaak ook een beschrijving opgenomen van een wezen dat in veel opzichten sterk op de hafgufa leek: de aspidochelone. Ook van dit dier werd verteld dat het soms stilletjes, met wijdopengesperde bek in het water dreef, ondertussen een geur uitstotend die vissen ertoe aanzette in hun bek te springen.

Nog oudere teksten
En na wat graven ontdekten de onderzoekers zelfs nog oudere teksten van vergelijkbare wezens. De oudste – opgeschreven in Alexandrië – stamt daarbij zelfs uit de periode 150 tot 200 na Christus. Hoewel de oorspronkelijke tekst verloren is gegaan, zijn er wel latere vertalingen van teruggevonden en die spreken van een walvis(!) die – wanneer hij hongerig is – met een specifieke geur vissen aantrekt die vervolgens vrijwillig in zijn opengesperde bek springen. “Wanneer zijn mond gevuld is met diverse kleine visjes sluit hij plotseling zijn mond en slikt ze door,” aldus een vertaling uit het jaar 400.

De overeenkomsten zijn natuurlijk opnieuw opvallend. Maar wat hierbij met name in het oog springt, is dat men expliciet melding maakt van het feit dat dit gedrag onder walvissen is waargenomen. Het hint er volgens de onderzoekers vrij overtuigend op dat mensen meer dan 2000 jaar geleden al getuige waren van walvissengedrag dat biologen recent nog als ‘nieuw’ beschreven. “Veel oude mythes schijnen een kern van waarheid te bezitten,” merkt McCarthy in gesprek met Scientias.nl op. “Eerder werd bijvoorbeeld wel gesuggereerd dat de zeventiende eeuwse mythe over de kraken geïnspireerd was op enorme octopussen.” De verhalen over hafgufa-achtige wezens blijken nog veel verder terug te gaan dan die van de kraken; ze lijken hun oorsprong te vinden in beschrijvingen die in de eerste eeuwen na Christus werden opgetekend. “Maar rond dezelfde tijd als de kraken-mythe verscheen, werd ook de hafgufa op één hoop geveegd met fantastische monsters. En op bijvoorbeeld kaarten uit die tijd werd de hafgufa afgebeeld als een vreemd beest met schubben en hoorns. Maar daarvoor werd het simpelweg beschreven als een heel grote walvis.”

Het bijzondere gedrag van walvissen werd mogelijk in de oudheid al beschreven en droeg in de middeleeuwen bij aan de mythes omtrent zeemonsters. Het mythische zeemonster dat je hier ziet, werd in de dertiende eeuw getekend. Rechts een reconstructie van een walvis die met wijdopengesperde bek vis vangt (gemaakt door J. McCarthy).

Geurtje
Het enige wat wel een beetje afwijkt van de werkelijkheid is het ‘geurtje’ dat de in de oudheid beschreven walvissen en later ook de in middeleeuwse mythes genoemde zeemonsters zouden afgeven om vissen naar zich toe te lokken. Want hoewel sommige walvissen ambergris produceren – een ingrediënt van parfums – geldt dat niet voor vinvissen, zoals de bultrug en brydevinvis. De onderzoekers denken dan ook dat dit element zeer losjes geïnspireerd is op het feit dat de vinvissen eerder door filtervoeding verkregen vissen uitbraken om zo meer vissen in hun wijdopengesperde mond te lokken.

Deze afbeelding van een zeemonster dat zowel qua omvang als gedrag aan een walvis doet denken, stamt uit de negende eeuw na Christus. Afbeelding: Burgerbibliothek Bern.

En zo lijkt het recent beschreven ‘nieuwe’ gedrag van walvissen dus stiekem al heel oud te zijn. Het werd meer dan 2000 jaar geleden al beschreven en moet mensen eeuwen later zo vreemd in de oren hebben geklonken dat ze het een plekje gaven in hun spannende mythes. Daarbij werd de walvis van het stempel ‘walvis’ ontdaan en kreeg deze er enkele bijzondere eigenschappen – zoals schubben en hoorns – voor terug. Wie puur naar die middeleeuwse teksten kijkt, zou dan ook denken dat we hier met een pure mythe te maken hebben. Maar er zit toch echt een kern van waarheid in, zo wijzen oudere teksten die expliciet melding maken van een walvis en waarop de latere middeleeuwse teksten gebaseerd lijken te zijn, voorzichtig uit. “Die mogelijkheid heeft ons echt verrast,” erkent McCarthy. “En ook de mariene biologen die het gedrag van de walvissen voor het eerst in de Golf van Thailand documenteerden, waren verrast toen we hen ons onderzoeksartikel toestuurden. De verbanden zijn vrij overtuigend. Het gedrag mag dan nieuw zijn voor de wetenschap, maar dat wil nog niet zeggen dat het nog nooit is waargenomen en dat walvissen het niet al heel lang doen.”

Waarom nu pas?
De studie roept vervolgens natuurlijk wel een interessante vervolgvraag op. Want als walvissen dit al zeker sinds de oudheid doen, waarom hebben wetenschappers het dan pas in 2011 voor het eerst gezien? Daar zijn meerdere redenen voor te bedenken, zo vertelt McCarthy. Zo is het mogelijk dat we het gedrag nu pas hebben opgemerkt doordat walvissen tegenwoordig – mede dankzij nieuwe technologieën – zo nauwlettend in de gaten worden gehouden. “Walvisonderzoek is een heel actief onderzoeksgebied, waarbij nieuwe ontdekkingen mede mogelijk worden gemaakt door opkomende technologieën zoals drones. Maar het kan ook zijn dat het herstel van walvispopulaties ze beter zichtbaar maakt en de walvissen tegelijkertijd aanmoedigt om een breder scala aan voedingsstrategieën te gebruiken, simpelweg omdat ze (door toenemende aantallen, red.) meer met elkaar zijn gaan concurreren.”

Ten slotte roept de studie natuurlijk ook de vraag op of er in oude manuscripten misschien nog meer voor ons onbekende gedragingen van dieren verstopt zitten. McCarthy acht dat zeker niet ondenkbaar. “Het is zeker mogelijk – en zelfs waarschijnlijk – dat andere natuurlijke fenomenen in oude manuscripten zijn beschreven.” Tegelijkertijd moet McCarthy erkennen dat het daarbij wel lastig kan zijn om mythes, legendes, fabels en realiteit te ontwarren en vervolgens ook hard bewijs te vinden voor het vermoeden dat natuurlijke fenomenen honderden of duizenden jaren geleden al – vaak in ietwat verdraaide of ongebruikelijke vorm – beschreven werden. Maar dat is niet direct een reden om er dan maar niet naar te zoeken. Sterker nog: McCarthy hoopt dat zijn studie mariene biologen ertoe aanzet om ook een in oude bronnen te duiken of in ieder geval enkele hypothesen die uit zijn duik in de oude bronnen zijn voortgevloeid, te testen. “Zo speculeren wij bijvoorbeeld dat ‘het parfum’ dat de walvissen volgens de beschrijvingen in de oude manuscripten als lokaas gebruiken, in werkelijkheid een kleine hoeveelheid uitgebraakte vis is, die de walvissen gebruiken om nog meer prooien – die vaak zelf ook weer vleeseters zijn – te lokken. Ik kan me voorstellen dat mariene biologen deze theorie gaan testen, alhoewel ze daarvoor wel heel dicht bij de walvissen in de buurt moeten komen!”

Bronmateriaal

"" -
Interview met John McCarthy
Afbeelding bovenaan dit artikel: J. McCarthy

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd