Een wegkwijnende ijsmelange blijkt de boosdoener te zijn. En daarmee zijn Antarctische ijsplaten een bedreiging rijker.
In juli 2017 baarde de Larsen C-ijsplaat een ijsberg die ongeveer net zo groot was als de provincie Gelderland. Deze ijsberg – die de boeken inging als de grootste ijsberg die we ooit hebben gezien – kreeg de naam A68 en bleef nog zo’n twee jaar bij Larsen C ronddobberen alvorens het ruime sop te kiezen. Begin 2019 liet de ijsberg zich dan eindelijk door de stroming meevoeren. Daarbij braken er steeds meer stukken ijs af en in het voorjaar van 2021 viel de ijsberg compleet uiteen en was A68 officieel verleden tijd.
Totstandkoming
En nu, een half jaar na de ondergang van A68, weet de ijsberg toch weer de aandacht naar zich toe te trekken. Wetenschappers hebben namelijk ontdekt dat deze op een heel andere manier tot stand is gekomen dan de afgelopen jaren werd gedacht. Niet zozeer het smelten van de Larsen C-ijsplaat, maar het wegkwijnen van de ijsmelange – een mengsel van door de wind weggeblazen sneeuw, brokken ijs en bevroren zeewater – is de boosdoener.
Nieuwe bedreiging
En daarmee hebben onderzoekers nóg een manier gevonden waarop ijsplaten roemloos ten onder kunnen gaan. “Het dunner worden van de ijsmelange die grote delen van drijvende ijsplaten aan elkaar lijmt is een andere manier waarop klimaatverandering ervoor kan zorgen dat Antarctische ijsplaten snel kleiner worden,” stelt onderzoeker Erik Rignot. “Met dat in gedachten moeten we onze inschattingen van het moment waarop en de mate waarin de zeespiegel door polair ijsverlies stijgt, mogelijk herzien. Het kan namelijk wel eens veel eerder gebeuren en harder gaan dan verwacht.”
Larsen C-ijsplaat
Terug naar de Larsen C-ijsplaat, waarin lang voor A68 het levenslicht zag al enorme scheuren waren ontstaan. In juli 2017 kwamen enkele van die scheuren samen en de 6000 vierkante kilometer grote ijsberg A68 was geboren. Het feit dat de laatste jaren in Antarctica heel wat grote ijsbergen zijn ontstaan, wordt doorgaans toegeschreven aan de door antropogene klimaatverandering veroorzaakte opwarming van de lucht en het water. Die warmere lucht tast de ijsplaat van bovenaf aan, waardoor smeltwatermeren ontstaan. Het smeltwater sijpelt door kleine scheurtjes in de ijsplaat omlaag. Wanneer het kouder wordt en dit water weer bevriest, zet het uit en worden ook die scheurtjes groter. Tegelijkertijd wordt ook het water waar de ijsplaat op rust, warmer. En dat warme water tast de ijsplaat van onderaf aan, waardoor deze dunner wordt. “Veel mensen denken intuïtief: als je de ijsplaat dunner maakt, wordt deze veel fragieler en gaat deze breken,” stelt onderzoeker Eric Larour. Maar in het geval van A68 is er iets anders aan de hand, zo stellen Larour en collega’s. Niet het dunner worden van de ijsplaat, maar het dunner worden van de ijsmelange zorgde ervoor dat A68 het levenslicht zag.
Onderzoek
De wetenschappers baseren die conclusie op een uitgebreid onderzoek waarin ze zich allereerst over satellietbeelden van Larsen C bogen. Die beelden onthullen honderden met ijsmelange gevulde geulen in de ijsplaat. Sommige waren groot, anderen klein. Sommige liepen dwars door de ijsplaat. Anderen waren wat oppervlakkiger. De onderzoekers selecteerden er elf die dwars door de ijsplaat liepen en dus echt uit konden groeien tot scheuren. Vervolgens gingen ze met behulp van modellen na hoe het deze geulen verging als de ijsplaat dunner werd, als de ijsmelange dunner werd of als zowel de ijsplaat als de ijsmelange dunner werd.
Verschillende scenario’s
Het onderzoek wijst uit dat een scenario waarin de ijsplaat dunner wordt, maar de ijsmelange onaangetast blijft, de scheurvorming niet direct bevordert. De moedig standhoudende ijsmelange slaagt er dan nog in om de geulen te repareren en te voorkomen dat ze openscheuren. En ook in een scenario waarin zowel de ijsplaat als de ijsmelange dunner wordt, slaagt de ijsmelange er nog in om het breder worden van de geulen af te remmen. Maar wanneer de onderzoekers een situatie simuleerden waarin alleen de ijsmelange dunner werd, was er geen houden aan; de geulen werden in rap tempo breder en scheurvorming dreigde. “De ijsmelange is van begin af aan al dunner dan het ijs,” zo legt Larour uit. “Als de melange slechts 10 tot 15 meter dik is, is het eigenlijk net water. De geulen worden dan breder en beginnen te scheuren.”
Hartje winter
Het idee dat de wegkwijnende ijsmelange achter de geboorte van A68 zit, wordt verder onderschreven door het feit dat A68 in het hartje van de winter het levenslicht zag. “De heersende theorie omtrent de toename van afkalvende, grote ijsbergen rond het Antarctisch schiereiland is hydrofracturering, waarbij smeltwater vanaf het oppervlak in scheurtjes in de ijsplaat sijpelt,” aldus Rignot. “Als het water weer bevriest, zet het uit en worden ook de scheuren groter. Maar die theorie kan niet verklaren hoe ijsberg A68 hartje winter – toen er geen smeltwatermeren aanwezig waren – los kon komen van de Larsen C-ijsplaat.” De wegkwijnende ijsmelange kan dat wel helpen verklaren. Want wanneer de geulen dwars door de ijsberg lopen en dus tot aan het onderliggende water reiken, kan warm oceaanwater de ijsmelange in deze geulen ook in de winter bereiken en aantasten en scheurvorming bevorderen. “We zijn nu eindelijk begonnen om een verklaring te zoeken voor het feit dat ijsplaten nu al kleiner worden en nu al – decennia voor hydrofracturering erop van invloed kan zijn – te maken krijgen met omstandigheden die leiden tot instabiliteit,” aldus Rignot.
Het uiteenvallen van ijsplaten leidt niet direct tot zeespiegelstijging, omdat het ijs waaruit zij bestaan reeds op het water rust. Maar indirect kan de desintegratie van ijsplaten wel tot zeespiegelstijging leiden. De enorme massa’s ijs die voor de kust van Antarctica rusten, houden namelijk de daar achter gelegen, op het land rustende gletsjers tegen. Op het moment dat de ijsmassa’s kleiner worden, zijn ze minder goed in staat om tegenwicht te bieden aan de gletsjers, waardoor deze sneller kunnen gaan stromen en meer ijs in zee af kunnen zetten. Dat is ook de reden dat onderzoekers de ijsplaten – en dan met name de Larsen C-ijsplaat die in juli 2017 met A68 in één klap 10 procent van zijn oppervlak kwijtraakte – goed in de gaten houden.