Biodiversiteit is belangrijk voor een bos, maar waarom eigenlijk? En hoe meet je dat?

Als we het hebben over natuurbehoud gaat het bijna altijd over biodiversiteit. Zolang we die maar op peil houden, komt het wel goed, is het idee. Maar dat is te simpel gedacht. Er zijn namelijk verschillende manieren om biodiversiteit te meten en dat maakt verschil.

Een gebied met meer biodiversiteit ondersteunt een groter aantal dier- en plantensoorten en leidt tot een beter ecosysteem. Tot zover is iedereen het eens. Maar wat is ‘meer biodiversiteit’? En hoe is die het meest succesvol?

Stukje productiviteit
Op basis van twintig jaar aan data komen onderzoekers tot de conclusie dat de simpelste maatstaf voor diversiteit – het tellen van alle soorten in een bepaald gebied – ook de beste manier is om de productiviteit van een bos te meten. Met productiviteit wordt simpelweg bedoeld hoe hard de bomen groeien.

“Er zijn weinig studies die kijken naar de verschillen in meetmethodes voor diversiteit”, zegt hoofdonderzoeker Yunpeng Liu van het Florida Museum of Natural History. Als het al gebeurt, zijn er alleen data van kleine, geïsoleerde bosgebieden.

Drie meetmethodes
Liu vergeleek daarom samen met collega’s drie meetmethodes om de biodiversiteit vast te stellen en keek naar de mate waarin die invloed hadden op de productiviteit van een bos. Daarvoor gebruikten ze bijna 2 miljoen boommetingen van meer dan 23.000 bosgebieden. De data werden verzameld tussen 2000 en 2020 in niet aangeplante bossen, waar de bomen dus op natuurlijke wijze zijn gegroeid.

Wat bleek: een groter aantal boomsoorten, ook wel soortenrijkdom genoemd, resulteerde altijd in een productiever bos. Dat is op zich niet zo verrassend: de interactie tussen meerdere soorten leidt over het algemeen tot robuustere ecosysteemdiensten, denk aan koolstofopslag, een habitat voor wilde dieren of hout dat kan worden gebruikt.

Diverse vormen van diversiteit
De onderzoekers gingen ervan uit dat andere maatstaven voor de biodiversiteit net zo goed zouden leiden tot een grotere productiviteit van het bos. Maar dat was niet zo. Integendeel zelfs, de mate waarin soorten verwant zijn (fylogenetische diversiteit) en de mate van structurele en chemische verschillen (functionele diversiteit) waren beide negatief gecorreleerd aan productiviteit.

Fylogenetische diversiteit meet hoe nauwverwant soorten zijn in een bepaald gebied. Een gezonde omgeving bevat het liefst meerdere soorten die slechts verre verwanten zijn van elkaar, waardoor ze samen beter bestand zijn tegen veranderingen. Stel dat bijvoorbeeld een virus of schimmel alle berkenbomen doodt, dan kan het bos toch gezond blijven, omdat er nog eiken, dennen of wat voor bomen dan ook zijn, waar ongedierte geen vat op krijgt.

Functionele diversiteit gaat over hoe veel variatie er is als het gaat om grootte, omvang en biologische processen van organismen. Hoe groter de verschillen in bijvoorbeeld boomhoogte, houtdichtheid of worteldiepte, hoe beter een bos gebruik kan maken van alle beschikbare hulpbronnen. Zo kunnen bijvoorbeeld kleine bomen, die weinig zon nodig hebben onder de grote bomen groeien, die met hun langere wortels weer bij dieper grondwater kunnen.

Veerkrachtiger, maar niet per se productiever
Bossen die zowel een hogere fylogenetische als functionele diversiteit hebben, zijn veerkrachtiger, maar ze lijken dus niet productiever, al is dat nog niet helemaal duidelijk. Mogelijk is er niet genoeg informatie over bepaalde kenmerken. Dat geldt vooral voor de vorm en de diepte van boomwortels, die lastig te meten zijn. “Het kan ook zijn dat er nog onbekende aspecten zijn van hoe bomen van dezelfde of verschillende soorten hun interactie met elkaar vormgeven, vooral als groepen bomen diverser worden”, vertelt onderzoeker Robert Guralnick.

Het is belangrijk om daar meer over te leren. Naar schatting hebben planten 30 procent van de CO2-uitstoot door mensen opgeruimd in de afgelopen decennia. Bossen spelen een cruciale rol bij dit proces maar behoren ook tot de meest bedreigde ecosystemen op aarde.
Op dit moment is het aantal soorten in een bos de beste indicator voor gezondheid en productiviteit. Het is ook de makkelijkste meetmethode voor mensen die ecosystemen willen herstellen: zij kunnen simpelweg meer verschillende soorten planten.

Lekker makkelijk
“Het is geruststellend voor andere onderzoekers en beleidsmakers om te weten dat soortenrijkdom een betrouwbare maatstaf is”, aldus professor Douglas Soltis, die benadrukt hoeveel makkelijker dit te meten is vergeleken met andere indicatoren voor biodiversiteit. “Dat is met name belangrijk als er op korte termijn met een beperkte hoeveelheid data beslissingen moeten worden genomen over natuurbehoud.”

De conclusie van de studie is dus niet al te spannend, maar wel erg handig: het aantal verschillende soorten in een bos heeft de meeste impact op de productiviteit.

Bronmateriaal

"Biodiversity and productivity in eastern US forests" - PNAS
Afbeelding bovenaan dit artikel: Biletskiy Evgeniy / Getty (via Canva.com)

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd