Volgens de meeste modellen die gaan over de totstandkoming van sterren zouden er nog veel meer sterren moeten zijn dan het geval is. Maar waarom zijn die extra sterren er niet? Een onderzoeker denkt dat nu te weten.
Sterren ontstaan wanneer grote wolken gas en stof samenklonteren en door toedoen van de zwaartekracht uiteindelijk één dichte kern vormen. Modellen voorspellen dat dit proces regelmatig optreedt en dat er dus ook veel sterren moeten bestaan. Sterker nog: eigenlijk zouden er tien keer meer sterren moeten zijn dan in werkelijkheid het geval is. Maar hoe komt het dat die sterren helemaal niet ontstaan?
Om dat te achterhalen bestudeerde onderzoeker Rob Marchwinski samen met zijn collega’s een gaswolk die zich zo’n 6000 lichtjaar van de aarde bevindt. De wolk is enorm: dertig bij 120 lichtjaar groot. De wolk bevat bovendien 17.000 keer de massa van de zon aan gas en stof. Opvallend genoeg is het magnetisch veld van de wolk niet zo sterk: ongeveer 100.000 keer zwakker dan het magnetisch veld van de aarde.
In de wolk troffen de onderzoekers ook zeven dichte kernen aan met een gemiddelde massa die zo’n 100 keer groter was dan de massa van de zon. Deze kernen zouden normaal gesproken uiteindelijk uitgroeien tot nieuwe sterren. Maar hier is dat niet het geval. De kernen bevatten een iets sterker magnetisch veld: dit magnetische veld is net sterk genoeg om te voorkomen dat de kern ineenstort. “Het is verrassend dat magnetische velden zo zwak als deze in staat zijn om het stervormingsproces te verstoren, maar dat schijnt toch het geval te zijn in deze wolk.” Blijkbaar kan een zwak magnetisch veld al de totstandkoming van sterren voorkomen en dat zou kunnen verklaren waarom er veel minder sterren aan de hemel staan dan sommige modellen ons willen doen geloven.