De condenssporen die bommenwerpers in de Tweede Wereldoorlog achterlieten, hadden een grote invloed op het weer, zo blijkt uit onderzoek.
Wanneer een vliegtuig passeert, laat het witte sporen achter: condenssporen. Onderzoekers gaan ervan uit dat die sporen invloed hebben op het weer en zelfs het klimaat: de aarde zou door de condenssporen kunnen afkoelen of opwarmen. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat de aarde erdoor opwarmt. Maar bewijzen daarvoor zijn vooral gebaseerd op modellen. Enkele onderzoekers kozen dit keer voor een andere aanpak: ze keken terug in de geschiedenis om wat zinnigs over condenssporen te zeggen.
Piloot
Vandaag de dag zien we regelmatig condenssporen en letten we er eigenlijk niet eens zo op. Maar in de Tweede Wereldoorlog was dat anders: piloten hielden condenssporen goed in de gaten, omdat ze zo konden zien waar zich (vijandelijke) vliegtuigen ophielden. Piloten meldden dus elk condensspoor. En die meldingen zijn – net als verslagen van het weer – bewaard gebleven.
WIST U DAT…
1944
De onderzoekers gingen aan de slag en pakten de gegevens van 11 mei 1944 erbij. Het was een heldere dag met een blauwe lucht en genoeg vocht in de lucht om condenssporen te vormen.
De wetenschappers ontdekten dat het in gebieden waar bommenwerpers cirkelden en gegevens verzamelden veel bewolkter en ongeveer 0,8 graden Celsius kouder was dan enkele kilometers verderop waar geen vliegtuigen vlogen. Met die historische gegevens kunnen onderzoekers weer verder en hopelijk ook (betrouwbare) conclusies trekken over de invloed van condenssporen op ons huidige weer en klimaat.