Overleven in de tijd van de dinosaurussen was geen sinecure. Je kon als klein kwetsbaar zoogdiertje niet veel anders dan je verschuilen. Een schutkleur is dan wel zo handig. Niet gek dus dat ze vrijwel allemaal een donkerbruine vacht hadden.
Dit blijkt uit een nieuwe studie van Chinese fossielen die deze week in Science verscheen. Deze donkerbruine of donkergrijze vacht heeft mogelijk een sleutelrol gespeeld bij de overleving van veel zoogdiersoorten. De ontdekking bevestigt ook het idee dat zoogdieren letterlijk in de schaduw van de dinosauriërs leefden en waarschijnlijk nachtdieren waren om ongewenste aandacht te vermijden.
Kleur bepalen
Het is nog niet zo makkelijk om de kleur te bepalen van dieren die allang niet meer bestaan. Daarvoor moeten onderzoekers op zoek naar fossielen waarin melanosomen bewaard zijn gebleven: bepaalde cellen in de huid, veren en vacht van levende dieren die het pigment melanine bevatten. Tot nu toe konden zo al wel de kleuren worden bepaald van dinosaurussen. Bij zoogdieren is dat echter nog niet vaak gelukt.
Om te zien hoe zoogdieren uit het dinotijdperk eruit zagen, legden onderzoekers eerst een database aan van de haarkleur en melanosoomstructuren van 116 moderne zoogdieren, waaronder apen, vleermuizen en katten. Daarmee konden ze een model ontwikkelen dat de haarkleur voorspelde op basis van de vorm van melanosomen. Bij alle soorten kwam de vorm overeen met de kleur van de vacht: roodachtig en oranje haar bevatte bolvormige melanosomen, terwijl donkerder gekleurde haren meer langwerpige melanosomen hadden, vergelijkbaar met wat onderzoekers al hadden waargenomen bij moderne vogels en dinosauriërs.
Ovale melanosomen
Daarna pakten de Chinese wetenschappers er een fossiel bij van een zoogdier dat zo’n 160 miljoen jaar geleden in het noordoosten van China leefde. Het fossiel had haarafdrukken over het hele lichaam en zelfs tussen de poten. Het had dus vermoedelijk een vacht van pols tot enkel, net als een moderne vliegende eekhoorn. De onderzoekers gaven het de naam Arboroharamiya fuscus. Fuscus is Latijn voor donker. Het team bekeek vervolgens de melanosomen van A. fuscus en vijf andere zoogdierfossielen onder een elektronenmicroscoop.
Zo ontdekten ze dat de melanosomen van de fossiele zoogdieren ovaal van vorm waren. Met behulp van hun model konden ze vervolgens voorspellen dat alle vroege zoogdieren waarschijnlijk een uniforme donkerbruine kleur hadden. De fossielen bevatten ook hoge concentraties koper en misten juist zink. Dat wijst erop dat de dieren een voornamelijk zwarte en bruine vacht hadden en geen beige of roodtinten. Net als bijvoorbeeld vleermuizen, muizen en andere bekende nachtdieren was hun vacht dus waarschijnlijk effen donkerbruin, zonder patronen of kleurverschillen.
Tijd voor kleur
Zo’n ietwat saaie kleur vacht is reuzehandig om niet op te vallen in de nacht en je overdag makkelijker te kunnen verschuilen. Het is dan ook een bevestiging dat veel zoogdieren uit die tijd nachtdieren waren om zo hun reusachtige vijanden zoveel mogelijk te ontlopen.
De onderzoekers denken echter dat de donkere vacht nóg een functie had. Hij kan ook hebben geholpen bij het reguleren van de lichaamstemperatuur, omdat donkere kleuren immers meer licht absorberen en dus meer warmte opleveren ’s nachts.
Maar zoogdieren zijn nu natuurlijk allang niet meer allemaal donkerbruin. De volgende stap is dan ook om een groter aantal fossielen te bekijken om te achterhalen wanneer en hoe de kleur van de vacht veranderde. Waarschijnlijk zijn de dieren 66 miljoen jaar geleden al direct begonnen met het vervangen van hun monochrome garderobe, nadat de dinosauriërs waren uitgestorven en zoogdieren snel diversifieerden in vorm, grootte en waarschijnlijk ook kleur. Toen de dinosauriërs eenmaal weg waren, waren zoogdieren eindelijk vrij om talloze kleuren aan te nemen.