Nederlandse wetenschappers hebben zich vastgebeten in het dieet van de mosasauriërs – reptielen die tientallen miljoenen jaren geleden de wereldzeeën onveilig maakten. En dat onderzoek schetst een interessant beeld van deze zeereptielen. Zo blijken het behoorlijk kieskeurige eters te zijn geweest.
“We waren benieuwd of er veel onderlinge competitie voor voedsel zou bestaan,” vertelt onderzoeker Femke Holwerda aan Scientias. “Uit dit onderzoek blijkt dat iedereen wel zo’n beetje z’n eigen dieet had. Wat we vrij duidelijk zien is dat de kleinere mosasauriërs, zoals de Plioplatecarpus en Carinodens, vooral vis, vlees en schelpdieren aten. De Prognathodons aten veel meer zachte schelpdieren. De grootste mosasaurus, m. hoffmanni, at zo’n beetje alles.” Door een samenwerking aan te gaan met het Natuurhistorisch Museum in Maastricht en internationale onderzoekers van de Universiteit van Leicester konden de onderzoekers tot deze conclusie komen. De mosasauriërs zijn opgegraven uit de zachte kalksteen rondom Maastricht.
Mosasauriërs waren sterke zwemmers en gewend aan de warme, ondiepe binnenlandse zeeën die de aarde kende tegen het einde van de Krijtperiode. Het is tijdens de laatste 20 miljoen jaar tot aan het moment van de grote inslag dat mosasauriërs de meest dominante jagers waren in de zee. Mosasauriërs bestonden in vele soorten en maten. Zo had je de kleinere mosasauriërs; deze waren tussen de drie en zeven meter lang. Hieronder vallen, onder andere, soorten als de Plioplatecarpus en de Carinodens. Echter konden Mosasauriërs nog veel groter worden. De grotere Mosasauriërs waren gemiddeld tussen de acht en vijftien meter lang. Hieronder vallen soorten zoals de Prognathodons en de grootste soort: M. hoffmannii.
Maastrichtse schatkamer
De onderzoekers hebben hun werk gepubliceerd in het magazine Scientific Reports. Om deze resultaten te bemachtigen, is er gekeken naar de verschillende soorten krasjes en beschadigingen op de tanden van mosasauriërs. Hiervoor hebben ze eerst afgietsels van de tanden gemaakt in siliconenrubber. “Het type voedsel wat verwerkt wordt door de tanden zorgt voor verschillende soorten krassen en putten op het tandoppervlak,” legt Holwerda uit. “Zo hebben visetende mosasauriërs ruwweg genomen veel kleine krasjes op het tandoppervlak, terwijl mosasauriërs die veel schelpen kraken dan juist weer veel grote krassen en putten hebben. De hoeveelheid en onderlinge verhouding van dit soort microwear zegt dus iets over de hardheid en het soort dieet van het beest zelf.”
De afzettingen van zacht kalksteen rondom Maastricht zijn een ware schatkamer voor paleontologen. “Het mooie van de afzettingen is dat we een vrij compleet beeld hebben van het hele ecosysteem,” verteld Holwerda. “Dus niet alleen van mosasauriërs, maar ook van elasmosauriërs, vissen, schelpdieren, etc. Hierdoor wordt het mogelijk om met dit dieetonderzoek het hele ecosysteem in kaart te brengen.” Zo komen de onderzochte dieren allemaal uit dezelfde set stenen, en daarmee dus ook uit dezelfde tijdsperiode. Daarnaast is het kalksteen zo zacht dat de tanden niet door een andere oorzaak beschadigd konden raken.
Verrassende vondst
De meest verrassende vondst is volgens Holwerda toch wel het eetgedrag van de vrij grote Prognathodons. “Kennelijk aten zij veel zachte ongewervelden”, laat Holwerda weten. “Denk hierbij aan garnalen, mosselen of zeevruchten. Achteraf gezien is het misschien ook wel logisch, want waarom zou je moeilijk doen als het ook makkelijk kan? In plaats van achter een prooidier aan te moeten jagen, zwem je gewoon op je dooie gemak naar de ondiepe zeebodem om daar je ontbijt te halen.”
Echter blijft er nog wel minstens één raadsel onbeantwoord: “Één van de datapunten van de kleinere mosasaurus Plioplatecarpus gaf heel ruw microwear aan,” verteld Holwerda. “Dit is een indicatie voor het eten van harde prooidieren. Echter zagen de tanden er meer uit als die van een klassieke viseter. We zijn dus nog volop aan het speculeren wat deze mosasaurus at. Misschien ammonieten, of vissen met hardere schubben? We bekijken het momenteel in andere Plioplatecarpi, bijvoorbeeld uit Canada.” Alhoewel we nu dus een stuk wijzer zijn wat betreft de voorkeuren van mosasauriërs, zijn de prehistorische beestjes dus nog niet helemaal bereid om ál hun geheimen op te geven.