De directeur-generaal van ESA vindt van wel. En ook astronauten zijn enthousiast.
Het Europese Ruimteagentschap ESA zit op het gebied van ruimtevaart echt niet stil. Zo beschikken ze over eigen raketten, ontwikkelen ze vernuftige satellieten en werken ze aan verschillende missies, waaronder naar Mars en Venus. Maar wanneer ze astronauten willen lanceren, moeten ze een stoeltje kopen van de Amerikanen of de Russen. En dat moet volgens directeur-generaal van de ESA, Josef Aschbacher, toch echt anders.
Toespraak
In een toespraak die hij halverwege februari op de zogenaamde Space Summit in het Franse Toulouse hield, roept hij op tot actie. Want volgens Aschbacher is het onderhand tijd geworden dat Europa zelf astronauten gaat lanceren. “Waarom zou Europa worden uitgesloten van de groep landen die zelf bemande ruimtevluchten onderneemt?” Vraagt hij zich hardop af. “Moeten we het risico nemen dat Europa door steeds meer landen wordt omzeild bij het ontwikkelen van de volgende strategische en economische zones in de ruimte?”
Race is gaande
Aschbacher is bang dat als we geen concrete plannen maken, we mogelijk de boot missen. “De andere ruimtemachten en de particuliere industrie gaan snel,” zegt hij. “De VS en China hebben duidelijke politieke en technologische ruimtedoelen en de bijbehorende middelen en plannen op tafel gelegd. De race is gaande. Europa kan het zich niet veroorloven om achter te blijven en stil te staan.”
Astronauten
Astronauten scharen zich achter de uitspraken van Aschbacher. In het zogeheten ‘austronautenmanifest’ bepleiten ze dan ook dat Europa onafhankelijker van de Amerikanen en Russen moet worden. “Hoewel Europa nog steeds voorop loopt bij veel ruimtevaartactiviteiten – zoals aardobservatie, navigatie en ruimtewetenschap – loopt het achter op de steeds strategischer wordende domeinen van ruimtetransport en -exploratie,” schrijven ze. “De robotische en menselijke verkenning van de maan en Mars zijn de grenzen van deze eeuw. Zoals bij alle grote verkenningen uit het verleden, zullen degenen die het eerst in deze ‘nieuwe landen’ investeren, profiteren van strategische en economische kansen. Met de grootste urgentie moeten de Europese leiders nu beslissen of Europa zijn inspanningen zal versnellen, of de komende decennia achterop zal raken in de rol van een junior partner.”
Krachtpatser
Volgens Aschbacher moeten we met de stroom meegaan en ernaar streven om ‘’s werelds nieuwe technologische krachtpatser te worden’. Europa zou zich bijvoorbeeld meer bezig moeten gaan houden met nieuwe technologieën en innovatie, bijvoorbeeld op het gebied van ruimteveiligheid en een circulaire economie in de ruimte. “ESA kan het zich niet veroorloven om buiten deze domeinen te blijven,” aldus Aschbacher. “Hoewel ESA de technologie beheerst, heeft het een duidelijk politiek mandaat nodig.”
Om mee te blijven doen met ‘de grote jongens’ ontbreekt er volgens de Europese astronauten echter een heel belangrijk stukje van de puzzel: “we moeten kunnen rekenen op onze eigen autonome toegangspoort tot de ruimte,” schrijven ze. “Alleen dan zullen we als volwaardige mondiale partners aan de besluitvormingstafel zitten.”
Post-COVID
Overigens stellen de astronauten dat dit niet de enige reden is om te investeren in een eigen transportsysteem. “In een breder perspectief heeft Europa na COVID nieuwe verenigende dromen nodig,” zo schrijven ze. “Op die manier kunnen we ook economische kansen creëren en onszelf weer aan de top brengen van de lijst technologisch geavanceerde landen.”
Al met al zien zowel de directeur-generaal van ESA, als Europese astronauten het wel zitten om zelfstandiger te worden en te investeren in een eigen, onafhankelijk Europees transportsysteem. En dus roepen ze de politiek op mee te werken. “Het enige dat we nodig hebben is de steun van besluitvormers,” schrijven de astronauten. “Geef ESA het mandaat om een ambitieuze routekaart te ontwikkelen voor de toekomst van Europa op het gebied van ruimteverkenning. Laten we samen bereiken wat ooit ‘onmogelijk’ was. Het is nu tijd om de zeilen bij te zetten. We zijn er klaar voor.”