Woorden en betekenis: waarom een hond geen ‘kat’ kan heten

hond-kat

Taalwetenschappers gingen er altijd vanuit dat de vorm van een woord je niets vertelt over de betekenis van het woord. ‘Hond’ had net zo goed ‘kat’ kunnen heten. Uit nader onderzoek blijkt nu dat dit niet altijd opgaat. Taalwetenschappers vinden steeds meer bewijs dat talen diverse manieren hebben om vorm te verbinden met betekenis, en dit komt vaker voor dan altijd gedacht.

“Het idee van de willekeur van het taalteken is een prima theoretisch uitgangspunt. Het helpt verklaren waarom we zoveel kunnen uitdrukken met taal. Maar naarmate we beter begrijpen hoe we taal leren en gebruiken, wordt duidelijk dat het niet alles verklaart”, aldus Mark Dingemanse, taalwetenschapper aan het Nijmeegse Max Planck Instituut. Uit het tien jaar durende onderzoek blijkt dat er nog tenminste twee andere manieren zijn om vorm en betekenis met elkaar te verbinden.

De eerste manier is ‘iconiciteit’, waarbij de vorm van een woord iets verraadt over de betekenis. Als voorbeeld geeft hij het woord ‘poemboeloe’, als je dit woord zo hoort, klint het meer als iets ‘molligs’, dan als iets ‘slanks’. Ook in gebarentalen is iconiciteit belangrijk om bepaalde woorden sneller of beter te leren.

De tweede manier is ‘systematiciteit’, hierbij verraadt de vorm van het woord iets over de grammaticale functie, bijvoorbeeld of het een naamwoord of een werkwoord is. Uit onderzoek van Monaghan en Christiansen, co-auteurs van het onderzoek van Dingemanse, laat zien dat dit in veel talen het geval is. Zo kwamen zij erachter dat werkwoorden in het Engels gemiddeld iets korter zijn dan naamwoorden. Naamwoorden in het Japans hebben meer ‘wrijfklanken’ (‘s’ en ‘z’) dan werkwoorden. Het schijnt dat deze kleine verschillen kinderen kunnen helpen om een taal sneller machtig te worden.

Willekeur, iconiciteit en systematiciteit
Uit het taalonderzoek van Dingemanse blijkt dat willekeur, iconiciteit en systematiciteit alledrie naast elkaar kunnen bestaan. Volgens de wetenschappers komen zij op verschillende manier van pas bij het verwerken, leren en gebruiken van taal. “En dat is de crux. Woorden zijn geen abstracte ideeën, maar gebruiksvoorwerpen, en de manier waarop zij van mond tot mond, en van brein tot brein gaan, heeft invloed op hun vorm”, aldus Dingemanse. Om hedendaagse patronen te verklaren is echter nog wel nieuw onderzoek nodig.

Huh?
Dingemanse won vorige maand een Ig Nobelprijs voor zijn ‘huh’-onderzoek. Hij en zijn collega’s ontdekten dat het woord ‘huh’ – of iets dat erop lijkt – in vrijwel iedere menselijke taal voorkomt. Overal ter wereld wordt ‘huh’ of ‘hè?’ gebruikt om een hapering in communicatie te repareren.

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd