Wetenschappers ontdekken 250 genen die rol spelen in OCS

Na jaren onderzoek is het wetenschappers voor het eerst gelukt om genen aan te wijzen die een rol spelen bij een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS).

En dat is een doorbraak, zo vindt onderzoeker Eske Derks. “Dit is de eerste studie waarin we daadwerkelijk genen hebben gevonden die een rol spelen in OCS. We werken hier al jaren aan en deze resultaten vergroten onze kennis omtrent de genetische basis van OCS enorm.”

Genetisch onderzoek
Voor het onderzoek – verschenen in het blad Nature Genetics – bestudeerden wetenschappers het genoom van meer dan 50.000 mensen met OCS en 2 miljoen mensen zonder OCS. Het resulteert in de ontdekking van 250 genen die verband houden met OCS. Die genen blijken het meest actief te zijn in drie hersengebieden, waaronder de hippocampus en het corpus striatum. Dat is in lijn met eerder neurowetenschappelijk onderzoek, dat reeds suggereerde dat deze hersengebieden een rol spelen bij OCS. Verder blijkt uit het nieuwe onderzoek ook dat veel van de genen die nu met OCS in verband zijn gebracht ook geassocieerd kunnen worden met andere mentale gezondheidsproblemen, zoals angststoornissen, depressies en anorexia.

De ergste nachtmerrie
Mensen met een Obsessieve-Compulsieve Stoornis (OCS) hebben voortdurend last van obsessies en daaruit voortvloeiende compulsies. De obsessies bestaan uit opdringerige gedachten die mensen angstig en/of onrustig maken. Een bekend voorbeeld hiervan is de angst voor vuil en/of bacteriën (smetvrees). Om de angst en onrust die deze zorgen of gedachten met zich meebrengen, enigszins te bedwingen, gaan mensen over tot herhalende handelingen (ook wel compulsies genoemd). In het geval van smetvrees proberen mensen de angst en onrust bijvoorbeeld te bezweren door de handen herhaaldelijk te wassen. Naast smetvrees kan OCS ook andere vormen aannemen, waarbij de dwanggedachten en -handelingen om andere dingen draaien. Zo kunnen mensen die lijden aan OCS ook gedreven worden door de angst om iets fout te hebben gedaan of te gaan doen. Of door de angst zichzelf of hun geliefden pijn te doen. “Voor mensen met OCS is het alsof ze opgesloten zitten in hun eigen, ergst denkbare nachtmerrie,” zo vat onderzoeker Emily O’Leary het kernachtig samen. En hoewel je er misschien niet zo vaak over hoort, hebben velen met OCS te maken; in Nederland heeft naar schatting 1 tot 3 procent van de bevolking een obsessieve-compulsieve stoornis. Overigens is officieel pas sprake van OCS als mensen meer dan een uur per dag bezig zijn met hun dwanggedachten en/of -handelingen.

Behandelingen
Het nieuwe onderzoek geeft niet alleen meer inzicht in het ontstaan van OCS maar kan wellicht ook leiden tot nieuwe behandelingen. “De volgende stap voor ons onderzoeksteam is om aan de hand van deze genetische ontdekkingen op zoek te gaan naar bestaande medicatie die momenteel gebruikt wordt om andere aandoeningen te behandelen, maar die ook effectief zou kunnen zijn voor OCS-patiënten,” vertelt Derks.

Daarnaast hopen de onderzoekers dat hun bevindingen er uiteindelijk toe gaan leiden dat patiënten met OCS sneller gediagnosticeerd en geholpen gaan worden. Nu is het zo dat mensen met dwangklachten vaak pas hulp gaan zoeken als de dwangstoornis hun leven grotendeels beheerst. “Wat dit onderzoek ons laat zien, is dat we proactiever kunnen zijn en daadwerkelijk kunnen gaan kijken wie een verhoogd risico heeft om OCS te ontwikkelen,” legt Derks uit.

Bronmateriaal

"" -
Afbeelding bovenaan dit artikel: Martin Slavoljubovski from Pixabay

Fout gevonden?

Interessant voor jou

Voor jou geselecteerd