Wetenschappers meten meer dan 47.000 oude huizen op en ontdekken dat ongelijkheid van (bijna) alle tijden is

Economische ongelijkheid: het is één van de grote problemen in onze hedendaagse samenleving. Maar het is zeker geen modern probleem; nieuw onderzoek onthult dat mensen er meer dan 10.000 jaar geleden al mee te maken hadden.

Dat schrijven onderzoekers in het blad PNAS. Voor het onderzoek bogen ze zich over de restanten van meer dan 47.000 huizen, op 1100 verschillende archeologische vindplaatsen wereldwijd. Daarbij gingen ze ervan uit: hoe groter het huis, hoe welvarender of rijker de bewoners moeten zijn geweest. En zo kon de omvang van huizen in een nederzetting, stad of dorp dus gebruikt worden om vast te stellen of op zo’n plek sprake was van economische ongelijkheid.

Vroeg
Het onderzoek onthult dat economische ongelijkheid meer dan 10.000 jaar geleden reeds voet aan de grond kreeg. “Veel mensen stellen zich zo voor dat vroege samenlevingen gelijkwaardig waren, maar ons onderzoek laat zien dat verschillen in welvaart al verrassend vroeg ontstonden,” vertelt onderzoeker Tim Kohler.

Geleidelijk
Volgens de onderzoekers zag een ongelijke verdeling van rijkdom zo’n 1500 jaar na het ontstaan van de landbouw het levenslicht. Niet opeens, maar geleidelijk, zo onderstreept Kohler. “De ongelijkheid nam geleidelijk aan toe, naarmate samenlevingen groter werden, populaties groeiden en grondstoffen schaarser werden.”

Aannames
Het onderzoek is interessant, omdat het een aantal aannames omtrent ongelijkheid van tafel veegt. Zo werd eerder ook wel gesteld dat welvaartsongelijkheid min of meer plotseling ontstond, gelijktijdig met grote samenlevingen zoals die in Egypte of Mesopotamië het levenslicht zagen. Maar de nieuwe studie onthult dus een geleidelijke opkomst van ongelijkheid, lang voor de opkomst van machtige rijken als het oude Egypte.

Van gelijk naar ongelijk
Zo lijken de mensen in de eerste boerendorpen nog vrij gelijkwaardig te zijn geweest. Maar naarmate hun nederzettingen groeiden en ook complexer werden, nam ook de economische ongelijkheid binnen die nederzettingen toe. Nog wat later ontwikkelden de grotere nederzettingen zich tot economische en politieke centra en kwam de macht en rijkdom bij een handjevol mensen, woonachtig in die grotere nederzettingen, te liggen. En daarbij lijkt te gelden: hoe meer mensen er in een nederzetting woonden, hoe groter de ongelijkheid.

Innovatie
Een andere aanname waar het onderzoek mee afrekent, is dat innovatie altijd in het voordeel is van de elite en dus ook altijd tot meer ongelijkheid leidt. Hoewel de onderzoekers op basis van hun studie zeker voorbeelden kunnen noemen van innovaties die de ongelijkheid bevorderden, identificeren ze gelijktijdig innovaties die de ongelijkheid lijken te hebben verkleind. Heel concreet laat het onderzoek bijvoorbeeld zien dat de groei van landbouwgemeenschappen ertoe leidde dat landbouwgrond schaarser werd. Dat leidde tot onderlinge concurrentie én innovatie. Zo werden – om de landbouwproductie op te hogen – bijvoorbeeld irrigatiesystemen gecreëerd. Dat krikte de productie op, maar leidde wel tot meer ongelijkheid tussen mensen die landbouwgrond bezaten en mensen die daar niet de handen op hadden weten te leggen. Tegelijkertijd blijkt een andere innovatie – het vermogen om ijzer te smelten – juist tot meer gelijkheid te hebben geleid, omdat het mensen van lagere sociale standen meer toegang gaf tot gereedschappen en grondstoffen.

Toenemende ongelijkheid is niet onvermijdelijk
Hoewel de onderzoekers in hun studie een aantal drijvende krachten achter de opkomst van ongelijkheid identificeren – zoals een groeiende samenleving – moet worden opgemerkt dat dergelijke factoren niet overal tot dezelfde mate van ongelijkheid leidden. “Menselijke keuzes en bestuur en samenwerking hebben in sommige tijden en op sommige plaatsen een rem gezet op de toenemende ongelijkheid,” vertelt onderzoeker Gary Feinman. Het staat haaks op het idee dat economische gelijkheid gedoemd is om te toe te nemen. “Traditioneel wordt gedacht dat wanneer je grotere samenlevingen en formele leiders hebt, of zodra je landbouw gaat bedrijven, de ongelijkheid toeneemt (…) maar wij hebben gezien dat het gecompliceerder is dan dat – een hoge mate van ongelijkheid is in grote samenlevingen niet onvermijdelijk. En als ongelijkheid niet onvermijdelijk is wanneer menselijke samenlevingen groeien en overheden hiërarchischer worden, dan heeft dat gevolgen voor hoe we naar het heden kijken en hoe we het verleden interpreteren. Hoewel de geschiedenis ons laat zien dat technologie en populatiegroei in bepaalde tijden en op bepaalde plaatsen de potentie hebben om de ongelijkheid te bevorderen, zien we dat niet altijd gebeuren.” Bijvoorbeeld omdat mensen bestuursstructuren of samenwerkingsverbanden opzetten die de gelijkheid bevorderen.

Het brengt ons gelijk bij het belang van dit grote onderzoek. Want het werk van Feinman en collega’s geeft niet alleen meer inzicht in het verleden, maar heeft ook implicaties voor het heden en de toekomst. Want ongelijkheid is nog altijd een groot probleem in veel moderne samenlevingen. “Een beter begrip van de oorsprong van economische ongelijkheid helpt ons om het te zien als een aanhoudende uitdaging waar samenlevingen al duizenden jaren mee worstelen,” stelt Kohler. “Als we begrijpen hoe ongelijkheid ontstaan en geëvolueerd is, kunnen we misschien ook te weten komen hoe we de impact ervan vandaag de dag kunnen verkleinen.” En daarbij lijkt er voorzichtig reden voor enig optimisme. Want de geschiedenis leert ons immers niet alleen dat economische ongelijkheid al heel lang meegaat, maar ook dat een toename ervan in grote en complexe samenlevingen – zoals de onze – niet onvermijdelijk is.

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Interessant voor jou

Voor jou geselecteerd