Nieuw onderzoek onthult – met een beetje hulp van de hitserie Game of Thrones – dat in het brein van mensen die eenzaam zijn de grenzen tussen echte vrienden en fictieve vrienden vervagen.
Tot die conclusie komen wetenschappers in het blad Cerebral Cortex. Ze baseren zich op de hersenactiviteit van Game of Thrones-fans. Van deze fans werd allereerst vastgesteld in hoeverre zij eenzaam waren, waarna ze plaatsnamen in een fMRI-scan om vervolgens – terwijl hun hersenactiviteit werd gemonitord – dachten aan verschillende van hun vrienden en verschillende personages uit Game of Thrones.
Resultaten
En al snel bleken er significante verschillen te zijn tussen de hersenactiviteit van de minst eenzame en de hersenactiviteit van de meest eenzame Game of Thrones-fans. “Er waren in het brein van de minst eenzame proefpersonen in onze studie duidelijk grenzen tussen hoe echte vrienden en fictieve personages in het brein vertegenwoordigd werden,” legt onderzoeker Dylan Wagner uit. “Maar die grenzen tussen echte en fictieve mensen bleken bij de meest eenzame proefpersoon bijna niet te bestaan.”
Hoe zit dat precies?
Terwijl de proefpersonen in de fMRI-machine lagen, kregen ze verschillende namen te zien. Soms hun eigen naam, soms die van één van hun vrienden en soms de naam van een personage uit Game of Thrones. Elke naam ging vergezeld door een eigenschap, bijvoorbeeld: betrouwbaar of slim. En de proefpersonen moesten vervolgens aangeven of die eigenschap paste bij de naam die ze zagen. Zo werden zij gedwongen om aan die persoon te denken. En terwijl de proefpersonen dat deden, keken de onderzoekers specifiek naar de activiteit in de mediale prefrontale cortex.
“Dit is een hersengebied dat geassocieerd wordt met sociale cognitie, de vorming van indrukken en het ophalen van kennis over onszelf en anderen,” legt Wagner aan Scientias.nl uit. Het nieuwe onderzoek wijst uit dat dit deel van het brein zowel actief werd wanneer de proefpersonen aan hun ‘echte’ vrienden dachten als wanneer ze aan fictieve personages uit Game of Thrones dachten. Het maakte daarbij niet uit of de proefpersonen eenzaam waren of niet. Maar toen de onderzoekers keken naar de patronen van de hersenactiviteit viel ze iets op: die waren bij eenzame mensen heel anders dan bij mensen met een rijk sociaal leven. “Toen we de hersenpatronen analyseerden zagen we dat echte mensen in het brein van niet-eenzame proefpersonen heel anders vertegenwoordigd werden dan fictieve mensen.” Maar onder de meer eenzame proefpersonen, viel dat verschil weg: de hersenpatronen van eenzame proefpersonen waren wanneer ze aan echte mensen dachten, niet heel anders dan wanneer ze aan fictieve mensen dachten. En hoe eenzamer de proefpersonen waren, hoe minder goed dat onderscheid tussen echte en fictieve mensen in het brein tot uiting kwam. “De neurale representatie van fictieve personages gaat (naarmate mensen eenzamer worden, red.) steeds meer lijken op die van echte vrienden,” aldus Wagner.
Erbij horen
De onderzoekers denken de opmerkelijke observatie wel te kunnen verklaren. Mensen horen graag ergens bij. Maar wanneer mensen eenzaam zijn, kunnen ze die zo gewenste aansluiting met anderen in de ‘echte’ wereld niet vinden en richten ze zich mogelijk op fictieve personages om de behoefte om ergens bij te horen, toch te kunnen bevredigen. “Eerder onderzoek heeft al aangetoond dat wanneer mensen er niet in slagen om ergens bij te horen, ze hun toevlucht kunnen nemen tot fictieve personages en parasociale relaties,” vertelt Wagner. En mogelijk zien we dat nu ook terug in het brein. “Onze data laten zien dat het brein naarmate de eenzaamheid toeneemt minder strikt onderscheid maakt tussen echt en fictief.”
Logisch, maar blijvend?
Het is volgens Wagner overigens nog veel te vroeg om te concluderen dat dit slecht is. “Het kan een heel logische stap zijn als je in een heel nieuwe omgeving komt (waar je niemand kent, red.), zoals studenten die naar een nieuwe stad verhuizen en daar aan hun eerste semester aan de universiteit beginnen. De vraag is echter wat er gebeurt met het vervagen van de grenzen tussen deze twee categorieën (echte en fictieve vrienden, red.) wanneer een individu zich niet meer eenzaam voelt. Wordt de grens tussen echt en fictief dan weer hersteld?” Dat is onduidelijk. Vervolgonderzoek zal dat moeten uitwijzen.
Ten slotte moet worden opgemerkt dat er tijdens de experimenten van Wagner en collega’s niet alleen iets geks gebeurde in het brein van eenzame Game of Thrones-fans. Ook in de hersenen van de fans met veel vrienden zagen onderzoekers iets opmerkelijks gebeuren. En wel wanneer ze de superfans dwongen om aan hun favoriete personage te denken. Want dan vielen ook bij hen – ook al waren ze helemaal niet eenzaam – de grenzen die het brein normaliter tussen echte en fictieve vrienden trok, weg. Het heeft mogelijk implicaties voor alle mensen die fan zijn van een bepaalde televisieserie. “Je favoriete personages zijn echter voor jou, ongeacht of je nu eenzaam bent of niet.”