Wie kent hem niet; de Filistijn Goliath, vooral bekend als de grote reus waar de kleine David het tegen op moest nemen. Vooralsnog was er vrij weinig bekend over de Filistijnse cultuur. Daar komt nu verandering in: door plantenzaden te analyseren is er een schat aan informatie bloot komen te liggen.
Jazeker, de Filistijnen hebben écht bestaan. Zo graven Israëlische onderzoekers al een flink aantal jaar rondom Tell es-Safi. Deze plek is inmiddels geïdentificeerd als de stad Gat, de thuisstad van de beroemde Goliath. Inmiddels zijn de archeologen in dit gebied aangekomen bij het tempeldistrict. Hier wordt van alles gevonden: kleine schaaltjes, maar ook offergiften en verschillende soorten zaden. Wetenschapper Sue Frumin heeft meegewerkt aan het onderzoek. Ze vertelt aan Scientias.nl: “Zo’n beetje alles wat we hebben ontdekt, kwam als een verrassing. De Filistijnen hebben namelijk geen geschreven bronnen achtergelaten wat betreft hun cultuur en religie. De meest fascinerende vondst was nog wel de ongeveer 100 fruitstukken van de Monnikspeper Vitex agnus-castus. Zaden van deze plant zijn voor dusver nog maar op één andere plek gevonden: in de tempel van Hera op het eiland Samos.” Het onderzoek is gepubliceerd in het blad Scientific Reports.
Carpologie
Voor het onderzoek hebben de wetenschappers gebruik gemaakt van zowel kwantitatieve als kwalitatieve analysetechnieken. Frumin legt uit: “Voor het identificeren van de gevonden zaden hebben we carpologisch onderzoek gepleegd. Hierbij hebben we eerst gekeken om wat voor zaden het ging, waarna we hebben gekeken bij welke familie deze zaden behoren. Door telkens weer de resultaten uit het lab te vergelijken met de database van de nationale zadencollectie van Israel, konden we uiteindelijk bepalen om welke soort het ging en in welk seizoen deze is geoogst. Bij het archeologisch onderzoek ontdekten we een aantal verschillende dingen. Ten eerste ontdekten we binnen in de tempels dat er gearrangeerde offergiften lagen die waren gemixt met resten van veel verschillende soorten wilde planten, waaronder Monnikspeper, gekroonde ganzenbloem Glebionis coronaria en Lomelosia argentea. Ten tweede ontdekten we dat er buiten op het tempelplein een tuin aanwezig was waar de wilde planten werden gekweekt. Dit is een belangrijk detail, omdat we hierdoor wisten dat er sprake was van een verband tussen de wilde planten die we vonden in de tempel en de Filistijnse religie van destijds.”
Tempeltuin
De resultaten van het onderzoek zijn significant, omdat we vooralsnog maar weinig weten van de Filistijnse religie. Uit eerder onderzoek weten we dat de Filistijnen ongeveer 3000 jaar geleden hebben geleefd. Het grote probleem hierbij is echter dat de Filistijnen bijzonder weinig bewijs achter hebben gelaten. Frumin licht toe: “Wat vooral opvalt, is dat er bijna geen geschreven bronnen zijn van de Filistijnen. We hebben wel een aantal iconen waar we informatie uit kunnen ontlenen, maar vooralsnog is er heel weinig bekend over de Filistijnse religie van destijds. Uit dit onderzoek blijkt vooral dat de Filistijnen zich hoofdzakelijk richtten op het vereren van de natuur, waaronder stromend water en de seizoenen. Ze deden dit, onder andere, door veel gebruik te maken van medicinale en psychoactieve planten.”
Nog een andere, laatste interessante vondst: de tempel was niet alleen een plek voor aanbidding, maar blijkbaar ook voor productie. Frumin sluit af: “We vonden ook weefgetouwen in de tempelgebouwen zelf. Echter is dit niet compleet nieuw; uit eerder onderzoek blijkt al dat het tempeldistrict waarschijnlijk ook de plek was waar stoffen werden geproduceerd. Niet alleen dat: vlak naast de tempel was er sprake van metallurgische activiteit.”