Midden in de oceaan drijft een enorme hoeveelheid plastic afval: de beruchte plasticsoep. En temidden van die plastic soep hebben onderzoekers nu een opmerkelijke ontdekking gedaan: ze stuitten er op een breed scala aan soorten die eigenlijk niet op volle zee, maar langs de kust thuishoren.
En die soorten weten niet alleen op de plasticsoep te overleven, zo schrijven de onderzoekers in het blad Nature Ecology & Evolution. Ze gedijen er zelfs! Sterker nog: ze planten zich op het plastic afval voort. In hun studie introduceren de wetenschappers ook een naam voor de normaliter aan de kust, maar nu in open water residerende organismen. In de plasticsoep vormen ze samen een ‘neopelagische gemeenschap’. “Een fenomeen, veroorzaakt door de introductie van een zee aan relatief permanente antropogene vlotten,” aldus de onderzoekers.
Met de term ‘plasticsoep’ wordt verwezen naar een gebied in het noorden van de Stille Oceaan waar zich grote hoeveelheden plastic (en ander afval) ophopen. Dat leidt overigens niet – zoals wel vaak wordt gedacht – tot een zichtbaar drijvende vuilnisbelt vol plastic, maar wel tot een sterk verhoogde concentratie plastic – waarvan het grootste deel bijna te klein is om te zien – in deze wateren. Dat de concentratie plastic juist hier zo hoog ligt, is te herleiden naar zeestromingen die plastic meevoeren en hier samenkomen.
Het onderzoek
De onderzoekers trekken hun conclusies nadat ze tussen november 2018 en januari 2019 105 stukken plastic uit de plasticsoep visten en analyseerden. Op maar liefst 70,5 procent van de geanalyseerde stukken plastic troffen zij soorten aan die eigenlijk in kustgebieden thuishoren. In totaal identificeerden de onderzoekers 484 mariene ongewervelden op het plastic, waarvan 80 procent behoorde tot soorten die normaal gesproken in kustgebieden voorkomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om soorten die we (onder meer) kennen uit het gebied voor de kust van Japan, zoals de Japanse zeepissebed, de gemarmerde slijkgarnaal en de groene golfbrekeranamoon. Opvallend genoeg was het aantal normaliter in kustgebieden woonachtige soorten dat op het plastic werd aangetroffen maar liefst drie keer groter dan het aantal pelagische soorten, oftewel soorten die van oudsher in open zee voorkomen.
Visnetten
De grootste diversiteit aan soorten troffen de onderzoekers aan op touwen. De grootste diversiteit aan normaliter in kustgebieden woonachtige soorten werd aangetroffen op visnetten (of restanten daarvan). Daarnaast moesten de onderzoekers concluderen dat zowel de soorten die je in de open zee zou verwachten als de soorten die eigenlijk langs de kust thuishoren, zich op de plasticsoep weten voort te planten.
Dat mariene organismen zich op drijvende brokstukken kunnen verspreiden, is op zichzelf niets nieuws. Al in de negentiende eeuw stelden biologen voor dat soorten zich zo over relatief kleine afstanden konden verplaatsen. Maar zij gingen er dan vanuit dat die organismen dat op natuurlijke brokstukken deden – stukjes hout, drijvende vegetatie of puimsteen. En op die materialen kwamen de organismen waarschijnlijk niet zo heel ver. “Natuurlijke materialen hebben een relatief kort leven,” zo schrijven de onderzoekers in hun studie. “Op volle zee worden ze in een periode van maanden of enkele jaren afgebroken, of ze raken doorweekt, zinken of worden door in zee levende dieren geconsumeerd.” De plasticsoep biedt soorten echter nieuwe, ambitieuzere kansen, zo stellen de onderzoekers. Plastic vergaat niet zo snel en stelt soorten die nabij de kust ‘aan boord gaan’ de kans om misschien wel duizenden kilometers af te leggen, een bestaan op te bouwen op volle zee en misschien zelfs wel nieuwe, nog niet eerder door hun soort bezochte, leefgebieden te koloniseren.
Overleven
Vervolgonderzoek moet uitwijzen hoe de normaliter aan de kust woonachtige soorten er precies in slagen om op volle zee te overleven. En mogelijk moeten we onze kijk op deze soorten gaandeweg herzien, zo stellen de onderzoekers. Waar nu vaak wordt aangenomen dat ze om fysieke of ecologische redenen niet in de open zee kunnen overleven, suggereert dit onderzoek voorzichtig dat daar niets van waar is. In plaats daarvan zou de afwezigheid van een substraat, oftewel vaste grond onder hun voeten, de enige reden zijn dat we ze niet in open water aantreffen.
Tsunami
Die gedachte is niet helemaal nieuw. Zo werd iets meer dan tien jaar geleden tijdens een zeer tragisch natuurlijk experiment al aangetoond dat normaliter in kustgebieden woonachtige soorten prima op open zee kunnen overleven, zolang ze maar vaste grond onder de voeten hebben. Dat zagen onderzoekers namelijk gebeuren in de nasleep van de verwoestende tsunami die Japan in maart 2011 trof. Tijdens die tsunami belandden grote hoeveelheden puin, waaronder ook plastic, in het water. Een klein deel daarvan begon vanaf 2012 in Noord-Amerika en Hawaii aan te spoelen. En in de jaren erna identificeerden wetenschappers honderden normaliter aan de Japanse kust levende soorten die op dat plastic naar Noord-Amerika en Hawaii waren gedreven. Sommige daarvan hadden voorafgaand aan hun aankomst in dat nieuwe werelddeel zeker zes jaar op volle zee rondgedreven. Met het nieuwe onderzoek stapelt het bewijs dat in kustgebieden woonachtige soorten ook in open water kunnen overleven, zich verder op.
Hoe het de normaliter aan de kust woonachtige organismen die nu op de plasticsoep leven, verder zal vergaan, is niet met zekerheid te zeggen. Maar de onderzoekers gaan er eigenlijk wel vanuit dat zij voorlopig nog wel in de plasticsoep te vinden zullen zijn. En mogelijk nemen hun aantallen zelfs toe. De onderzoekers vermoeden namelijk dat de normaliter aan de kust woonachtige soorten die nu in de plasticsoep leven, grofweg in twee groepen in te delen zijn. De ene groep bestaat uit soorten die zich actief op de plasticsoep voortplanten. De andere groep bestaat uit soorten die dat niet doen, maar wel gedurende lange tijd op het plastic kunnen overleven. De eerste groep wordt op natuurlijke wijze in standgehouden. De tweede groep kan door ons toedoen standhouden of zelfs groeien. En wel doordat wij ervoor zorgen dat nog altijd groeiende hoeveelheden plastic vanaf het land hun weg naar de oceaan weten te vinden. En daarmee blijven er genoeg ‘antropogene vlotten’ voorhanden waarop aan de kust levende organismen zich naar open zee kunnen begeven.