Wetenschappers denken nieuwe biologische wet op het spoor te zijn: aan de regenzijde van bergen groeien dieren groter

Een opmerkelijke ontdekking in de Andes: daar blijken muizen aan de westzijde van het gebergte veel groter te worden dan hun soortgenoten aan de oostzijde.

Dat schrijven onderzoekers in het blad Journal of Biogeography. En ze denken daarmee een gloednieuwe biologische wet op het spoor te zijn gekomen. “Er zijn tal van ecogeografische regels die wetenschappers gebruiken om trends die we herhaaldelijk in de natuur tegenkomen te verklaren,” stelt onderzoeker Noé de la Sancha. “Met dit onderzoeksartikel denk ik dat we een nieuwe op het spoor zijn.”

Het onderzoek
Het begon allemaal toen De la Sancha en collega’s zich bogen over de schedels van 450 muizen die in het zuidelijke puntje van Zuid-Amerika hadden geleefd. “Het zijn schattige kleine beestjes met zachte, witte buikjes,” aldus De la Sancha. Ze leven in de bergen – wat ze vrij uniek maakt – maar ze zijn ook wat lager te vinden. En ze zijn nog niet heel uitgebreid bestudeerd.”

Groot en klein
In een poging daar verandering in te brengen, besloten De la Sancha en collega’s dus een groot aantal van deze muizen te bestuderen. En al snel viel onderzoeker Pablo Teta iets op. “Hij zag dat sommige individuen heel groot waren en dat anderen heel klein waren,” vertelt De la Sancha. “Hij dacht dat het verschillende soorten waren. Maar hun mitochondriale DNA suggereerde dat ze, ondanks dat ze zo verschillend waren, tot dezelfde soort behoorden.” Al snel bleek dat de grote exemplaren één ding gemeen hadden: ze leefden westelijker dan hun kleinere soortgenoten.

Het bleef vervolgens enige tijd onduidelijk waarom de muizen aan de westzijde van de Andes groter groeiden dan de exemplaren aan de oostzijde. Maar dat veranderde – tamelijk onverwacht – toen De la Sancha tijdens het geven van een college opeens een inval kreeg. “Eén van de dingen die ik doceerde, was het effect van de regenschaduw.” De term verwijst naar het feit dat de ene zijde van een (hoge) berg doorgaans veel meer regen krijgt dan de andere (zie kader).

Regen vindt zijn oorsprong boven een zee of oceaan; de lucht boven het water pikt waterdamp op en winden brengen die met waterdamp gevulde lucht richting het land. Wanneer deze winden daar op een berg stuiten, stuwen ze de lucht omhoog. Naarmate de lucht hoger en hoger komt, koelt deze sterk af. Daarbij condenseert de waterdamp en valt naar beneden in de vorm van regen. Bij heel hoge bergen is de lucht vaak ‘leeg’ op het moment dat deze de bergtop over reist. “In feite is het zo dat de ene zijde van de berg heel nat en regenachtig is en de andere te maken krijgt met koude, droge lucht,” legt De la Sancha uit. “Op sommige bergen is het effect heel extreem: aan de ene zijde van een berg kun je een tropisch regenwoud vinden en aan de andere een bijna woestijnachtig gebied. Dit effect van de regenschaduw zie je op de meeste bergen op aarde.”

En tijdens het college realiseerde De la Sancha zich dus dat het verschil in regenval ook wel eens een rol kan spelen in het verschil dat we zien in de omvang van muizen aan de west- en oostzijde van de Andes. “Nog dezelfde dag schreef ik Pablo (Teta, red.): we moeten praten over de regenschaduw.” En inderdaad; vervolgonderzoek wees uit dat de regenschaduw het verschil in de omvang van de muizen perfect verklaarde. Door de regen aan de westzijde van de berg groeit daar meer voedsel en worden de muizen groter dan aan de veel drogere en dus ook wat voedselarmere oostzijde.

Wet?
Het is voor het eerst dat onderzoekers een verband zien tussen de regenschaduw (of het effect daarvan) en de omvang van een zoogdier. Maar De la Sancha verwacht dat het niet de laatste keer zal zijn. “Het zou iets universeels kunnen zijn. Wij denken dat het meer een regel dan een uitzondering is. Het is de moeite waard om dit onder veel meer verschillende taxa te onderzoeken.”

Hoewel het natuurlijk heel opwindend is dat er mogelijk een nieuwe biologische wet is ontdekt, maakt De la Sancha zich ook zorgen. “Wat eng is, is dat we aantonen dat klimaatpatronen – in ieder geval in zekere mate – belangrijk zijn voor het direct of indirect bepalen van de morfologie – de vorm en omvang – van deze muizen. We weten dat we door klimaatverandering door het jaar heen dramatische veranderingen gaan zien in temperaturen en neerslag. Hoewel dat misschien niet de belangrijkste variabelen zijn die invloed hebben op het welzijn van de muizen, zijn ze wel belangrijk in het bepalen van de beschikbaarheid van voedsel.” En indirect kan klimaatverandering de muizen dan ook hard raken; want als weerpatronen veranderen en daardoor de plantgroei overhoop gooien, kunnen de muizen mogelijk – zelfs aan de westzijde van de Andes – niet meer zo goed gedijen als voorheen.

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd