Blijkbaar verloren ze hun tanden voor ze baleinen verkregen.
Dat blijkt uit een nieuwe studie, waarin onderzoekers een 33 miljoen jaar oud fossiel van een prehistorische walvis analyseerden. De walvis draagt de naam Maiabalaena, wat ‘moederwalvis’ betekent. “Maiabalaena vertegenwoordigt een verrassende tussenstap tussen de moderne baleinwalvissen, en hun getande voorouders,” zegt onderzoeker Carlos Mauricio Peredo.
Evolutionaire geschiedenis
Het 33 miljoen jaar oude fossiel werpt nieuw licht op de evolutionaire geschiedenis van de walvis. Zo ontdekten de onderzoekers in de eerste plaats dat Maiabalaena geen tanden had, waardoor hij de oudste tandeloze walvis is die de wetenschap kent. Maar de echte verrassing kwam naar voren toen bleek dat het gefossiliseerde exemplaar ook geen baleinen had; daarvoor bleek de bovenkaak van de walvis te dun en te smal te zijn. De onderzoekers vergeleken Maiabalaena vervolgens met andere walvissen, en kwamen toen tot de conclusie dat de prehistorische walvissen eerst hun tanden verloren, en pas daarna baleinen ontwikkelden. “Voor het eerst hebben we het begin van filtervoeding vast kunnen stellen, een van de belangrijkste innovaties in de walvisgeschiedenis,” stelt Peredo.
Eten
Maar hoe hebben deze walvissen kunnen eten als ze niet konden kauwen en niet konden filteren? Om dat te achterhalen, bestudeerden de onderzoekers de anatomie van de mondholte en botten in de keel van Maiabalaena. En de spieraanhechtingen in de keel veronderstellen dat de walvis sterke wangen en een intrekbare tong had. Dit wijst erop dat Maiabalaena mogelijk at door te zuigen en op die manier visjes en kleine inktvissen naar binnen slurpte. Dit maakte het hebben van tanden overbodig, waardoor de walvissen hun gebit verloren. Volgens de onderzoekers ontwikkelden baleinen zich zo’n 5 tot 7 miljoen jaar later.
Uit de bevindingen blijkt dat Maiabalaena uit een periode stamt van een enorme geologische verandering. Nu de oceanen wederom snel aan het veranderen zijn, is het nog maar de vraag of de walvis sterk genoeg is om te kunnen overleven. Dat de walvis echter in staat was om baleinen te ontwikkelen in een periode van enorme geologische veranderingen, geeft aan hoe sterk zijn aanpassingsvermogen is. Dit suggereert dat walvissen wellicht in staat zijn om zich opnieuw aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Al blijft dit uiterst onzeker. “Gezien de schaal en het tempo van de veranderingen in de oceaan, weten we niet precies wat voor effect dit heeft op alle verschillende baleinwalvissen,” zegt Peredo. “Het valt nog te bezien of de walvissen dit tempo kunnen bijbenen.”