Ooit, heel lang geleden, wandelden slangen met behulp van korte pootjes over het land. Anno 2011 zijn er geen pootjes meer te bekennen en wetenschappers vragen zich af hoe die uiteindelijk ‘zomaar’ konden verdwijnen. Een nieuwe studie komt met antwoorden. Alles wijst erop dat vrijwel alle slangen ooit pootjes hadden en dat ze die te danken hadden aan hun voorouder: de hagedis.
“Als iets niet nuttig is dan kan het verdwijnen zonder dat het invloed heeft op de overlevingskansen van het dier,” vertelt onderzoeker Alexandra Houssaye. “Het verdwijnen kan zelfs heel positief zijn. Bijvoorbeeld als de benen de beweging van de slang in de weg zaten.” Waarschijnlijk had het dier tijdens het graven of zwemmen last van zijn ledematen en was dat de reden dat ze uiteindelijk verdwenen.
Fossiel
De onderzoekers vermoeden dat sommige – of mogelijk zelfs alle – slangen ooit benen hadden, maar dat deze geleidelijk aan verdwenen. Ze baseren hun conclusies op de analyse van een gefossiliseerde slang: de Eupodophis descouensi. Het dier leefde tientallen miljoenen jaren geleden. De wetenschappers focusten zich op de heupen en piepkleine pootjes van het dier.
WIST U DAT…
Verdwijnen
Uit de studie blijkt dat de slang twee kleine, reeds aan het verdwijnende achterpootjes had. Het dier had geen voorpoten. De achterpootjes waren gebogen bij de knie en hadden vier enkelbotjes en geen voet- of teenbotjes. De pootjes van het dier waren reeds aan het verdwijnen. Waarschijnlijk verliep dat proces gestaag: de slangen gingen er steeds langer over doen om de pootjes te laten groeien, tot ze op een gegeven moment de moeite helemaal niet meer namen.
Een tweede fossiele slang uit dezelfde periode had ook twee kleine pootjes. Dat wijst erop dat meerdere slangensoorten over pootjes beschikten. De onderzoekers denken dat de slangen die pootjes aan hun voorouder de hagedis te danken hebben, zo schrijven ze in het blad Vertebrate Paleontology. Toch blijven ze voorzichtig. Zo is nog steeds onduidelijk of de slang afstamt van een hagedis die in het water of op het land leefde. Volgens Houssaye kan dat vraagstuk wetenschappers nog jaren bezighouden.