Het Mesozoïcum was het spectaculaire tijdperk van de dinosauriërs. Een tijd van afschrikwekkende monsters, die heer en meester waren op onze planeet. Je zou denken dat het wel even duurt voor die dieren hun enorme omvang hebben bereikt, maar dat bleek juist razendsnel te gaan.
Wetenschappers van het Macalester College in het Amerikaanse Minnesota hebben onderzoek gedaan naar de anatomische ontwikkeling van de vroege dinosauriërs en de dieren die om hen heen leefden. Ze kwamen tot de conclusie dat de eerste dinosaurussoorten heel hard groeiden, en hetzelfde gold voor de andere reptielen in die tijd.
Mesozoïcum
De dinosaurussen die in de vroege fase van het Mesozoïcum leefden, schoten verrassend snel uit de startblokken, nadat ze uit hun ei waren gekropen. In die periode, zo tussen de 252 en 66 miljoen jaar geleden, vormden de continenten nog één grote landmassa, het supercontinent Pangea. Het zeeniveau steeg in het begin van het Mesozoïcum en bleef gedurende het hele tijdperk relatief hoog. Grote delen van de continenten waren bedekt met ondiepe zeeën, zoals de Krijtzee die een groot deel van Noord-Europa overspoelde.
Steile groeicurves
Maar terug naar de vroege dino’s en hun snelle groei. Paleontologen gaan er al langer van uit dat een snelle ontwikkeling de sleutel was tot het wereldwijde succes van de dinosauriërs, maar tot op heden was er weinig bekend over de groeicurve van die eerste dino’s. Daarom zijn de onderzoekers gaan kijken naar de vroegere bouw en lichaamsfuncties van gefossiliseerde weefsels van allerlei dieren die in een van de oudst bekende Mesozoïsche ecosystemen leefden. Ze analyseerden de groeipatronen via gefossiliseerde botten van vroege dino-ledematen en ontdekten zo de steile groeicurves.
Een bonte berg botten
De bestudeerde fossielen komen uit het Ischigualastobekken, een geologische formatie die onderdeel is van het Unesco-park Ischigualasto in Argentinië. De fossiele resten zijn tussen de 231 en 229 miljoen jaar oud en waren onderdeel van de skeletten van een aantal van de vroegst bekende dinosaurussen, maar er zijn ook botresten van verschillende reptielen die niet tot de dinosauriërs behoren onderzocht en zelfs een fossiel van een vroege voorouder van de zoogdieren.
Uit de analyse bleek dat de meeste van de bestudeerde soorten een verrassend hoog groeitempo hadden. Ze groeiden veel sneller dan moderne reptielen en bijna net zo snel als de huidige zoogdieren en vogels. Maar zij waren niet de enigen. Bij tal van andere reptielensoorten uit die tijd zijn vergelijkbare groeisnelheden waargenomen.
Evolutionair voordeel
Deze bevindingen ondersteunen het idee dat de snelle groei belangrijk was voor het enorme succes van de dinosaurussen in de vele tientallen miljoenen jaren die volgden. Maar hoogstwaarschijnlijk waren de dino’s slechts een van de vele soorten die tijdens het Trias (252 tot 201 miljoen jaar geleden) evolutionair voordeel haalde uit hun rappe groeicurves. De makers hinten in hun studie dan ook op vervolgonderzoek om hun voorlopige resultaten kracht bij te zetten en nog meer prehistorische dieren te ontdekken, die zo rap groot werden. Er zijn nog zoveel meer fossielen uit het vroege Mesozoïcum te bestuderen, vertellen ze enthousiast.
Prehistorische monsters
“Onze monsters komen uit een tijd waarin dinosaurussen de nieuwelingen waren. Ze hadden nog maar een beperkte, basale en relatief kleine lichaamsbouw. Ze ontwikkelden zich in een wereld die al vol zat met allerlei soorten gespecialiseerde reptielen die niet van de dino’s afstamden. We hebben ons beziggehouden met de vraag hoe al deze dieren groeiden en ontdekten dat de vroegste dinosauriërs snel groot werden, en dat deze steile groeicurves waarschijnlijk een belangrijke rol speelden in de daaropvolgende opkomst van dinosaurussen binnen de ecosystemen van het Mesozoïcum. Maar dinosauriërs waren hier niet uniek in. Veel van hun niet-dino-sidekicks groeiden 230 miljoen jaar geleden al net zo snel of zelfs sneller dan zij”, besluiten de onderzoekers.