Alle slangen die vandaag de dag rondkruipen op aarde, hebben één gezamenlijke voorouder. Deze voorouder had een slangachtig lichaam, maar wel met twee kleine poten met tenen en enkels. Dit beweren onderzoekers in een nieuw paper in BMC Evolutionary Biology.
Onderzoekers van de Yale universiteit hebben de fossielen, genen en anatomische bouw van 73 slangen en hagedissen geanalyseerd. Zij concluderen nu dat slangen voor het eerst evolueerden op het land en niet in de zee. Waarschijnlijk gebeurde dit 128 miljoen jaar geleden in de warme, beboste ecosystemen op het zuidelijk halfrond.
Tegenwoordig zijn er meer dan 3.400 levende slangensoorten en is er sprake van veel diversiteit. Toch is er niet veel bekend over de evolutie van deze slangen. Gelukkig zijn er tegenwoordig allerlei technieken om de oorsprong te bepalen. “We zijn erin geslaagd om te reconstrueren hoe de oerslang er uit zag.”
De oerslang kende nog niet veel moves. De wurggreep die hedendaagse boa constrictors toepassen, behoorde niet tot de skills van de oerslang. Hierdoor kon hij geen grotere prooien vangen en at de slang voornamelijk hele kleine dieren.
Jagen in de nacht
De voorouder van alle slangen was een nachtdier. Pas 50 tot 45 miljoen jaar geleden begon de slang weer overdag rond te kruipen in de vorm van de Colubroidea. 85% van de hedendaagse, levende slangensoorten horen bij de familie van Colubroidea. De onderzoekers denken dat het succes van de Colubroidea te danken is aan de verschuiving van nacht naar dag. Koude nachten hinderde de jacht, waardoor het voor de Colubroidea beter was om overdag te jagen.
Geen doorslaggevend bewijs
Helaas zijn er geen fossielen van de meest recente gezamenlijke voorouder van alle slangen, waardoor de theorie van de onderzoekers niet te bevestigen is. “Toch denken we – op basis van deze wiskundige reconstructie – dat we het bij het rechte eind hebben”, concludeert onderzoeker Daniel J. Field.