Het lijkt wel alsof vogels verkeersborden kunnen lezen. Wanneer ze op een snelweg zitten en een auto nadert, vliegen ze namelijk veel sneller weg dan wanneer ze op een polderweggetje zitten en een auto zien naderen. En het maakt daarbij niet uit hoe hard de auto rijdt. Dat blijkt uit nieuw onderzoek.
Canadese wetenschappers trekken die conclusie nadat ze vogels op verschillende wegen bestudeerden. Ze letten daarbij met name op de afstand tussen de vogel en de auto op het moment dat de vogel besluit om op te stijgen.
Resultaten
Uit hun onderzoek blijkt dat die afstand groter wordt naarmate de toegestane snelheid stijgt. Op een weg waar auto’s 100 kilometer per uur mogen rijden, stijgen vogels bijvoorbeeld al op als de auto 75 meter van ze verwijderd is. Op een 50 kilometer-weg doen ze dat pas als de auto tot vijftien meter genaderd is. Dat schrijven de onderzoekers in het blad Biology Letters.
Verrassend
De resultaten lijken op het eerste gezicht niet zo verrassend. Een auto die 100 rijdt, nadert tenslotte zichtbaar sneller en maakt vaak ook meer geluid dan een auto die 50 rijdt. Logisch dat de vogels sneller besluiten om ervan door te gaan. Maar die vlieger gaat niet op, zo stellen de onderzoekers. “We ontdekten dat de afstand (tussen de vogel en auto, red.) waarop een vogel besluit om op te stijgen toenam naarmate de toegestane snelheid toenam, maar de snelheid van het voertuig had daarop geen invloed.” Met andere woorden: als een auto op een 100 kilometer-weg 50 kilometer per uur reed, vlogen de vogels nog op wanneer de auto op zo’n 75 meter afstand was. “Dit suggereert dat de vogels de afstand afstemmen op de toegestane snelheid (en dus niet op de gereden snelheid, red.).”
Men zou haast zeggen dat vogels verkeersborden kunnen lezen. Maar dat is natuurlijk niet zo, zo haasten de onderzoekers zich te zeggen. Waarschijnlijk weten de vogels dat auto’s (die ze waarschijnlijk als bedreigingen zien) in het ene deel van hun territorium (de 100 kilometer-weg) gevaarlijker zijn dan in het andere deel van hun territorium (de 50 kilometer-weg) en daar passen ze hun gedrag op aan. “Dat beperkt de kans op een botsing en sterfte, terwijl ze toch het maximale uit de tijd waarop ze naar voedsel zoeken (en dus niet vliegen, red.) kunnen halen.”