Planeten die door een zwart gat worden weggeslingerd: ze bestaan en kunnen snelheden tot 48 miljoen kilometer per uur halen.
Dat blijkt uit simulaties. De studie verschijnt binnenkort in het blad Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
Hoe kan dat?
Hoe kan een planeet zo’n haast hebben? Om dat te begrijpen, moeten we terug in de tijd. Zo’n zeven jaar geleden ontdekten wetenschappers een ster die zich met zo’n 2,4 miljoen kilometer per uur door het heelal haastte. De ster was alleen, maar dat was ooit wel anders geweest. Ooit vormde de ster samen met een andere ster een dubbelster. Maar toen waren de sterren te dicht bij een zwart gat beland en werd het stel door de zwaartekracht van het zwarte gat uit elkaar getrokken. Eén ster was daarbij met hoge snelheid weggeslingerd.
Planeet
Nu hebben wetenschappers ontdekt dat niet alleen sterren, maar ook planeten dat lot ten deel kan vallen. En wel wanneer zo’n dubbelster planeten om zich heen heeft draaien. De ster die dan wordt weggeslingerd, voert de planeten met zich mee. De andere ster blijft in een baan om het zwarte gat cirkelen, maar wordt daarbij ontdaan van zijn planeten. Die worden het heelal ingeslingerd.
Haast
En dat gaat hard. Een gemiddelde planeet kan gemakkelijk een snelheid van 11 miljoen kilometer per uur halen. Maar de snelheid kan ook veel hoger liggen: tot wel 48 miljoen kilometer per uur. “Deze planeten kunnen wel eens de snelste objecten in ons sterrenstelsel zijn,” vertelt onderzoeker Avi Loeb in een persbericht. De snelheid maakt zelfs enkele procenten van de snelheid van het licht uit. “Buiten subatomaire deeltjes om ken ik niets wat ons sterrenstelsel zo snel als deze planeten verlaat,” merkt onderzoeker Idan Ginsburg op.
Het opsporen van zulke supersnelle planeten valt nog niet mee. Ze zijn namelijk zeldzaam, bevinden zich ver weg en ze zijn doordat ze vrij donker zijn ook nog eens moeilijk waar te nemen. De supersnelle sterren zijn gemakkelijker te zien. Wel moet het mogelijk zijn om een supersnelle planeet rond zo’n ster aan te treffen. Want als een ster de planeet met zich meevoert, moet de planeet wel dicht bij de ster staan en er dus regelmatig voor staan. Het licht van de ster dimt dan iets en zo kunnen we dan ook de planeet opsporen.