Een nieuwe studie toont aan hoe verkiezingen niet alleen nieuwe vormen van online haat aanwakkeren, maar ook bestaande haatgroepen dichter bij elkaar brengen.
Wie dacht dat online haatgroepen vooral op zichzelf opereren, komt bedrogen uit. Uit een onderzoek dat gepubliceerd werd in het vakblad npj Complexity blijkt dat grote politieke gebeurtenissen zoals verkiezingen een magneetwerking hebben op deze groepen. Ze komen niet alleen dichter bij elkaar, maar raken ook sterker verweven met reguliere online gemeenschappen. De wetenschappers achter de studie kwamen dat te weten door in detail waar te nemen hoe online haatgroepen zich gedragen rond grote politieke gebeurtenissen. Met behulp van een speciaal ontwikkeld instrument, dat de onderzoekers een ‘online telescoop’ noemen, konden ze het digitale haatlandschap in kaart brengen met ongekende precisie.
Amerikaanse verkiezingen van 2020
Het onderzoeksteam analyseerde specifiek de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2020. Op het moment dat Joe Biden tot winnaar werd uitgeroepen, zagen de onderzoekers een opvallende piek in haatdragende berichten. Deze richtten zich vooral op drie thema’s: immigratie, etniciteit en antisemitisme. Een vergelijkbare golf werd waargenomen tijdens de Capitoolbestorming op 6 januari 2021. Ongeveer 50 miljoen accounts in online haatgemeenschappen werden tijdens deze gebeurtenissen niet alleen naar elkaar toe getrokken, maar kwamen ook in nauwer contact met het reguliere online verkeer.
Telegram speelt sleutelrol
Nog een opvallende ontdekking is de centrale rol van het berichtenplatform Telegram. Terwijl veel aandacht uitgaat naar grote sociale mediaplatforms zoals Facebook, X en TikTok, blijkt Telegram te fungeren als een cruciale schakel tussen verschillende haatgroepen. Het platform, dat vaak aan het oog van Amerikaanse en Europese toezichthouders ontsnapt, dient voor hen als een belangrijk communicatie- en coördinatiecentrum. De bevindingen hebben belangrijke gevolgen voor de aanpak van online haat. Het huidige beleid, dat zich vooral richt op populaire platforms, schiet volgens de onderzoekers tekort. Verschillende platforms spelen verschillende rollen in het ecosysteem van online haat, aldus de onderzoekers, wat vraagt om een meer holistische aanpak.
Focus moet breder
Ook voor anti-haatcampagnes bieden de onderzoeksresultaten nieuwe inzichten. De wetenschappers adviseren om dergelijke campagnes niet te beperken tot specifieke gebeurtenissen zoals verkiezingen. Haatdragende berichten rond bepaalde gebeurtenissen blijken namelijk vaak verweven met aangrenzende thema’s. Een campagne die zich bijvoorbeeld alleen richt op verkiezingen, zou groepen kunnen missen die zich bezighouden met aanverwante onderwerpen als immigratie of antisemitisme.
Hoofdonderzoeker Neil Johnson, natuurkundeprofessor aan de George Washington University, benadrukt de gevaarlijke wisselwerking tussen politiek en online haat: “Politiek kan een katalysator zijn voor potentieel gevaarlijke haatzaaiende uitingen. Combineer dat met het internet, waar haatzaaiende content gedijt, en je hebt een alarmerend scenario. Daarom is het cruciaal om precies te begrijpen hoe haat op individueel niveau uitgroeit tot een collectief, wereldwijd fenomeen. Dit onderzoek vult die leemte in het begrip van hoe haat zich wereldwijd ontwikkelt rond lokale of nationale gebeurtenissen zoals verkiezingen.”
Toekomstperspectieven
De ontwikkelde ‘online telescoop’ biedt nieuwe mogelijkheden voor vervolgonderzoek. Door het gedrag van haatgroepen beter te begrijpen, kunnen gerichte maatregelen worden ontwikkeld om de verspreiding van online haat tegen te gaan, menen de onderzoekers. Dit is des te belangrijker omdat het onderzoek aantoont dat lokale gebeurtenissen, zoals nationale verkiezingen, wereldwijde gevolgen kunnen hebben voor de verspreiding van haatdragende content. De onderzoekers benadrukken dat hun bevindingen niet alleen relevant zijn voor beleidsmakers en toezichthouders, maar ook voor het bredere publiek. Het besef dat online haatgroepen zich steeds dichter bij het reguliere internetverkeer begeven, onderstreept volgens hen het belang van digitale weerbaarheid en kritisch mediagebruik.