Onze hersenen kunnen van alles: logisch denken, redeneren, dingen onthouden, dit noemen we ook wel cognitieve vaardigheden. Sommige taken eisen echter meer van die vaardigheden dan andere en soms gaan ze simpelweg onze pet te boven. Tenzij…we harder proberen, blijkt uit nieuw onderzoek.
Met andere woorden: voor de ingewikkeldere cognitieve taken geldt dat als we ons meer inspannen het beter lukt. Zeg dus niet zomaar: “Ik vergeet ook altijd alles.” Want mogelijk doe je gewoon niet goed genoeg je best.
Reactietijd en pupilgrootte
Tot die conclusie komen onderzoekers van de New York University, die de motivatie om je in te spannen vergeleken met hoeveel je kunt onthouden. Daarvoor voerden de studiedeelnemers geheugentaken uit, die varieerden in moeilijkheid. Van tevoren kregen ze te horen hoe hoog de moeilijkheidsgraad was van de verschillende opdrachten, waarbij ze voorwerpen moesten onthouden.
De reactietijd en pupilgrootte bevestigden volgens de onderzoekers dat deze mededeling invloed had op hoe hard de deelnemers zich inspanden. “Het echte bewijs dat ze meer moeite deden, was dat hun responstijden langzamer waren en hun pupillen groter werden bij moeilijkere taken vergeleken met de makkelijkere opdrachten. Dit zijn beide maatstaven voor cognitieve inspanning”, aldus onderzoeker Clayton Curtis tegen Scientias.nl.
Kijkje in het brein
Vervolgens namen de onderzoekers een kijkje in het brein van de deelnemers. Ze ontdekten dat de neurale activiteit in de prefrontale cortex sterk en constant was, maar dat die sterker werd tijdens moeilijkere taken. Dit hersengebied is dus een neuraal signaal voor inspanning. De activiteit in de prefrontale cortex zei echter niets over hoeveel de deelnemers konden onthouden. Deze informatie kwam van de visuele cortex. Opmerkelijk genoeg wees een sterke activiteit in de visuele cortex op een beter geheugen tijdens de moeilijkere taken.
En nog belangrijker: de activiteit in de prefrontale cortex tijdens de taken voorspelde de mate waarin de visuele cortex nadien werd geactiveerd tijdens het herinneren van voorwerpen. Met andere woorden: als de deelnemers harder probeerden, was de kwaliteit van hun herinneringen beter, wat te zien was aan de activiteit in hun visuele cortex.
Het voorste puntje van je hersenen wordt actief bij allerlei cognitieve taken, zoals doelen stellen, plannen maken en beslissingen nemen, maar doet ook zijn werk bij sociaal gedrag en impulsbeheersing. Verder is dit gebied betrokken bij het werkgeheugen, zoals ook uit dit onderzoek blijkt.
Op de werkvloer
Deze bevindingen zijn erg relevant. “De vraag hoe mensen ervoor kiezen hun beperkte cognitieve mogelijkheden te gebruiken, is belangrijk en heeft implicaties voor de werkvloer, in de psychiatrie, en voor individuele verschillen in cognitieve vaardigheden”, legt de New Yorkse onderzoeker uit. “Daarmee wordt het werkgeheugen ondersteund, wat noodzakelijk is voor veel van onze hogere cognitieve functies, waaronder taal, redeneren, leren en nog veel meer.”
De capaciteit van onze hersenen is echter beperkt. “Hoewel het werkgeheugen de bouwsteen is voor veel cognitieve vaardigheden, vereist het gebruik ervan grote cognitieve inspanning. In deze studie hebben we een eerste poging gedaan om te begrijpen hoe cognitieve inspanning wordt gecontroleerd en hoe dit de prestaties van het werkgeheugen beïnvloedt. Kortom, we ontdekten dat wanneer iemand meer moeite doet, de herinneringen van het werkgeheugen in de visuele cortex nauwkeuriger zijn.”
Unieke ontdekking
Curtis legt uit: “Deze resultaten hebben grote implicaties voor de manier waarop we denken over de rol van de prefrontale cortex bij het werkgeheugen. Bovendien bieden ze nieuwe mogelijkheden om te testen of het slechte geheugen dat bij sommige psychiatrische stoornissen hoort, veroorzaakt wordt door een gebrek aan motivatie in plaats van door beperkte cognitieve vaardigheden. Tenslotte verduidelijken ze de neurale mechanismen die ten grondslag liggen aan mentale inspanning.”
Curtis vertelt hoe bijzonder zijn ontdekking is. “Het is echt opmerkelijk dat het ons is gelukt om vast te stellen wat de controlefunctie, oftewel de bron van de signalen naar de visuele cortex, is, en dat daarbij ook nog een weging plaatsvindt van de mate van inspanning die we moeten leveren.” Hij vervolgt: “Het is heel uniek dat we hebben gevonden dat de verhoogde activiteit in de prefrontale cortex van invloed lijkt te zijn op de nauwkeurigheid van de herinneringen die zijn opgeslagen in de visuele cortex.”