Vorige week concludeerde de Gezondheidsraad dat herhaaldelijk hoofdcontact tijdens het sporten – zoals bij het koppen van een bal – een verhoogd risico geeft op dementie. Maar hoe komt dat? Hoe weten we dat? En moeten (amateur)voetballers zich zorgen maken?
Sporten is gezond. Met dat motto in het achterhoofd slepen velen van ons zich week in week uit naar de sportschool of het trainingsveld. Dat is echter geen garantie dat je die sportschool of het trainingsveld vervolgens ook weer gezond(er) verlaat: blessures liggen altijd op de loer. Maar vorige week bracht de Gezondheidsraad nog een ander risico voor het voetlicht, dat met name contactsporten – zoals boksen, rugby en voetbal – met zich mee kunnen brengen: progressief hersenletsel, zoals dementie.
Voetbal, rugby en vechtsporten
In een speciaal rapport concludeert de Gezondheidsraad dat sporten waarin het niet ongebruikelijk is dat het hoofd herhaaldelijk (hard) contact maakt met een bal of medespeler – zoals voetbal, rugby of boksen – een risico op progressief hersenletsel met zich meebrengen. Die conclusie is zeker niet uit de lucht gegrepen, maar gebaseerd op een groeiend aantal onderzoeken waarin een verband is aangetoond tussen contactsporten en progressief hersenletsel, zoals dementie, zo vertelt dr. Suzan van Amerongen, neuroloog in opleiding aan het Amsterdam UMC en eerder dit jaar gepromoveerd op onderzoek naar neurodegeneratieve veranderingen na herhaaldelijk hoofdletsel. “De eerste onderzoeken waarin een verband werd gevonden tussen repetitief hoofdcontact tijdens het sporten en progressief hersenletsel stammen al uit 1928. Die eerste studies gingen vooral over boksers.” Maar de afgelopen decennia zijn daar steeds meer onderzoeken bijgekomen, ook naar steeds meer contactsporten. “Die zijn eigenlijk altijd retrospectief van aard,” vertelt Van Amerongen. “Dat betekent dat er terugkijkend een verband wordt gevonden, bijvoorbeeld tijdens pathologisch onderzoek.” Wetenschappers kijken dan of er in het hersenweefsel van overleden sporters – zoals boksers, American football-spelers, voetballers en rugbyspelers – bepaalde afwijkingen te vinden zijn, die herleid kunnen worden naar herhaaldelijk hoofdcontact met medespelers of de bal. “Daarnaast zijn er ook populatiestudies gedaan, waarbij bijvoorbeeld grote groepen voetballers onderzocht zijn, om na te gaan of zij een grotere kans op dementie hebben dan een controlegroep – bestaande uit mensen die niet voetballen.”
Bewezen verband
Zowel de pathologische studies als de populatiestudies hebben inmiddels herhaaldelijk aangetoond dat er een verband is tussen repetitief hoofdcontact en progressief hersenletsel, zoals dementie. En de Gezondheidsraad acht dat verband op basis van de beschikbare literatuur dan ook bewezen. “Professionele voetballers hebben een 2 tot 3 keer verhoogd risico op dementie in vergelijking met de algemene bevolking (…) Bij boksen en rugbyspelers werd eveneens een 2 tot 3 keer verhoogd risico gevonden in vergelijking met de algemene bevolking,” zo stelt de Gezondheidsraad.
Wat voor verband?
Dat er een verband is, lijkt dus wel vast te staan. Maar hoe weten we nu dat repetitief hoofdcontact ook daadwerkelijk tot progressief hersenletsel, zoals dementie, leidt? “Om dat met zekerheid vast te stellen, zou je idealiter grote groepen sporters al vanaf hun kinderjaren nauwgezet moeten volgen, om vervolgens te kijken of zij op latere leeftijd dementie ontwikkelen of niet. Maar dat soort onderzoek is complex en duur. En – op basis van het reeds bewezen verband – niet langer ethisch,” meent Van Amerongen. Om meer inzicht te krijgen in hoe repetitief hoofdcontact en progressief hersenletsel zich tot elkaar verhouden, hebben onderzoekers het dan ook over een andere boeg gegooid. Ze zijn in eerste instantie gaan kijken of de verhoogde kans op dementie onder voetballers, rugbyspelers en vechtsporters wellicht ook op een andere manier dan middels repetitief hoofdcontact verklaard kan worden. “Zo is bijvoorbeeld gekeken of verschillen in alcohol- of drugsgebruik en levensstijl kunnen verklaren waarom bepaalde sporters vaker dementie ontwikkelen. Ook is onderzocht of hart- en vaatziekten – een risicofactor voor dementie – vaker voorkomen onder professionele voetballers.” Maar die studies onthullen dat levensstijl, drank- en drugsgebruik en hart- en vaatziekten niet kunnen verklaren waarom voetballers, boksers en rugbyspelers een verhoogd risico op dementie hebben. Alles wijst er dan ook op dat repetitief hoofdcontact ten grondslag ligt aan de verhoogde kans op dementie. Dat wordt verder onderschreven door het feit dat er tussen repetitief hoofdcontact en de kans op dementie een zogenoemde dosis-responsrelatie is aangetoond. Dat betekent dat het risico op dementie afhankelijk is van de mate waarin mensen klappen op het hoofd krijgen. Zo hebben keepers – die bijna nooit koppen – minder risico op dementie dan veldspelers. “Hoe meer trauma, hoe groter het risico,” aldus Van Amerongen.
Hoe heel veel kopballen tot dementie kunnen leiden
Onderzoekers zijn er dus van overtuigd: er is niet alleen een verband tussen repetitief hoofdcontact en progressief hersenletsel, maar alles wijst er ook op dat het hoofdcontact aan dat progressief hersenletsel ten grondslag ligt. Maar hoe leiden herhaaldelijk botsingen tussen het hoofd en een bal of medespeler nu tot progressief hersenletsel? Ook daar is de afgelopen jaren meer duidelijkheid over gekomen, onder meer door pathologisch onderzoek, waarbij hersenweefsel van contactsporters onder de microscoop is bekeken. “Dat onderzoek onthulde onder meer ontstekingsprocessen en schade aan bloedvaten in het brein,” vertelt Van Amerongen. “Het wijst erop dat herhaaldelijk hoofdcontact afwijkende ziekteprocessen in gang zet die door de jaren heen leiden tot een opeenstapeling van verkeerde eiwitten, die vervolgens weer leiden tot zenuw- en hersenafbraak, oftewel een neurodegeneratieve ziekte. En die neurodegeneratieve ziekte is progressief: al die hoofdtrauma’s zetten processen in gang die tot toenemende hersenschade leiden.”
In gesprek met Van Amerongen wordt wel duidelijk dat er reeds veel onderzoek is gedaan naar repetitief hoofdcontact en progressief hersenletsel. Maar we weten nog lang niet alles. Zo zijn veel van de onderzoeken uitgevoerd onder professionele sporters. “De vraag is in hoeverre de bevindingen representatief zijn voor amateurspelers, die misschien minder vaak hoofdcontact maken, maar doorgaans wel een veel langere carrière hebben dan professionele sporters,” stelt Van Amerongen. Ook is er nog weinig onderzoek gedaan onder vrouwen. “We weten wel dat hun brein anders reageert op hoofdcontact. Maar of dat ook geldt voor repetitief hoofdcontact, weten we niet.” Ook naar kinderen is nog weinig onderzoek gedaan. Daar moet snel verandering in komen, vindt Van Amerongen. En tot die tijd is voorzichtigheid geboden. “Als je weet dat er een verband is tussen repetitief hoofdcontact en progressief hersenletsel en bedenkt dat het brein van kinderen nog kwetsbaar is, moet je toch wel extra voorzichtig zijn met deze groep.”
Sporten is gezond. Maar herhaaldelijk hoofdcontact met een bal of medespeler brengt een verhoogd risico op progressieve, neurogeneratieve ziekten – zoals dementie – met zich mee. Het is een ontnuchterende boodschap voor mensen die graag een potje voetballen of de bokshandschoen ter hand nemen. Maar wat moet je er als (amateur)sporter mee? Daar buigt de Nederlandse Sportraad zich de komende maanden over. Een advies volgt deze zomer. “Ik hoop vooral dat er meer bewustwording komt,” vertelt Van Amerongen. “Dat mensen ook eens denken: ‘ik hoef die bal niet per se te koppen’. Natuurlijk krijg je van één kopbal niet direct dementie. Maar al die klappen op elkaar kunnen wel iets in gang zetten.”