De paleontologen van University College Cork ontdekten namelijk dat sommige gevederde dinosaurussen ook (nog) een reptielenhuid hadden.
Het is een onderwerp dat een gevarieerde groep mensen bezighoudt: van kinderen tot paleontologen, en van kippenhouders tot Jurrasic Park-liefhebbers. Hoe zag de dino er écht uit? Lang werden de immense beesten – die zo’n 230 miljoen jaar geleden hun eerste stapjes op de aarde zetten – afgebeeld met een rubberige, reptielachtige huid. Hoewel de vroegere dinosaurussen inderdaad wat weg hadden van een gigantische hagedis, is door de jaren heen steeds meer bewijs gevonden dat sommige dinosaurussen waarschijnlijk meer leken op een reuzenkip. Wat niet gek is, als je je bedenkt dat vogels directe afstammelingen zijn van de dinosaurus.
Maar hoe is die evolutionaire overgang van een huid met schubben naar veren dan verlopen? Tot nu toe was dat altijd een soort raadsel, maar onderzoekers van University College Cork hebben daar nu een nieuwe belangrijke stap in gezet: door middel van UV-straling zagen ze dat sommige gevederde dinosaurussen niet alleen veren hadden, maar óók schubben. En dat geeft ons nieuwe informatie over de evolutie van dinosaurus naar mus.
Krijt
De onderzoekers bestudeerden hiervoor een exemplaar van de gevederde dinosaurus Psittacosaurus, die in het vroege Krijt leefde, zo’n 135 tot 120 miljoen jaar geleden. We weten dat rond diezelfde tijd dinosaurussen zich over miljoenen jaren uiteindelijk hebben ontwikkeld tot vogels, en dat deze dinosaurus beschikte over een soort snavel en veren. Wat eerder niet zichtbaar was, was dat op plekken waar de dino geen veren had, geen kale vogel-achtige huid heeft gezeten, maar een schubachtige huid lijkend op die van een reptiel.
Verborgen informatie
Dat zagen de paleontologen pas op het moment dat ze ultraviolet licht schenen op het fossiel, een proces dat restjes van een bewaarde huid aantoonde die onzichtbaar waren in natuurlijk licht. “Het fossiel is echt een verborgen juweeltje”, aldus onderzoeker Zixiao Yang. “Omdat de fossiele huid niet zichtbaar is voor het blote oog, was het verborgen toen het exemplaar in 2021 aan de Nanjing Universiteit werd geschonken.” Na de ontdekking stelden de onderzoekers de fossiele huiden ook bloot aan röntgenstralen en infraroodlicht. Waardoor ze zelfs details van de bewaard gebleven celstructuur konden zien.
Huiden
“Onze ontdekking suggereert dat een zachte, vogel-achtige huid zich aanvankelijk alleen in de gevederde delen van het lichaam ontwikkelde”, legt onderzoeker Maria McNamara uit. De rest van de huid was op dat moment waarschijnlijk nog steeds schilferig, zoals bij moderne reptielen. Dat wijst erop dat de overgang in huid niet in één keer is ontstaan, maar geleidelijk aan, via een zogenaamde ‘gezoneerde ontwikkeling’. En dat kan wel eens in het voordeel van de voorlopers van de vogels zijn geweest, stelt McNamara.
Risico’s beperken
“Essentiële huidfuncties zoals bescherming tegen slijtage, uitdroging en parasieten zijn op deze manier in stand gehouden terwijl de eerste dinosaurussen met veren experimenteerde.” Door nog wat langer vast te houden aan de reptiel-achtige huid, hadden de nieuwe dino’s dus minder risico op eventuele nadelen van de experimentele nieuwere huid. Op die manier konden ze kinderziektes in het ‘ontwerp’ overleven en de genen voor veren doorgeven aan hun nakomelingen.
Naast nieuwe inzichten over de evolutie, kunnen de onderzoekers de komende tijd ook nog vooruit met het analyseren van de chemie van de fossiele huid. Die blijkt namelijk samengesteld te zijn uit silica, net als glas, vertelt Yang. “Een conservering die nog nooit is gevonden bij fossielen van gewervelde dieren.” Mogelijk komt daar binnenkort verandering in, nu bekend is dat UV-licht verborgen zachte weefsels kan aantonen. Wie weet zijn er namelijk nog veel meer fossielen die nog onbekende informatie met zich meedragen.
Waarom ontwikkelden dinosaurussen überhaupt veren?
Onderzoek uit 2019 suggereert dat in de veren eerste instantie vooral een praktische reden hadden. Namelijk om het lichaam warm te houden. Maar daarmee kan je niet door de lucht vliegen, zoals latere dinosaurussen met grote vleugels wel konden. “De overstap van eenvoudige veren naar de verfijnde vliegveren is een grote sprong”, vertelde onderzoeker Scott Persons eerder aan Scientias.nl. “En evolutie werkt normaal gesproken niet in grote sprongen, maar verloopt juist geleidelijk.” Volgens de onderzoekers moet er daarom een tussenstap zijn geweest. Waarschijnlijk had dat te maken met het versieren van het andere geslacht. Zo evolueerden de huid met losse veren langzaam naar een groter en imponerend verenkleed, bedoeld om een partner mee aan te trekken. Daarna zou dit verenkleed zijn geëvolueerd tot functionerende vleugels, en uiteindelijk de evolutie van vogels.