Denk jij ook nog steeds dat spinazie tjokvol ijzer zit? En dat je verkouden wordt als je zonder jas naar buiten gaat? Lariekoek!
Dat – en nog veel meer – is te lezen in het onlangs verschenen boek ‘Plassen over kwallenbeten‘. Het boek is geschreven door biologen en wetenschapsjournalisten Maartje Kouwen, Steijn van Schie en Koen Moons. Dat de auteurs zich bij het schrijven van het boek ook regelmatig achter de oren krabden, onthult wel hoe hardnekkig veel van de 50 biologische fabels in het boek zijn. Nieuwsgierig of jij er onbewust ook al jarenlang dubieuze biologische hypothesen op nahoudt? Wij mogen een tipje van de sluier oplichten met een bloemlezing uit het vermakelijke, maar bovenal behoorlijk educatieve ‘Plassen over kwallenbeten‘. Enjoy!
Fabeltje 1: Spinazie bevat extreem veel ijzer
Bonken van spieren en ijzersterk. Popeye, de spinazieverslindende matroos, zou het allemaal te danken hebben aan dat blikje groen krachtvoedsel, boordevol ijzer. Genoeg om aartsvijand Bluto een pak rammel te geven. Nu snapt iedereen wel dat je van spinazie geen bovennatuurlijke oerkrachten krijgt, maar het blijft een hardnekkige mythe dat spinazie zo veel ijzer bevat. Feitelijk is de hoeveelheid ijzer in spinazie vergelijkbaar met andere groene groenten. Sterker nog, voor je dagelijkse portie ijzer kun je beter veldsla, rucola of zelfs zongedroogde tomaten eten. Of nog beter: kippenlever, leverworst of rundvlees. Daar zit niet alleen meer ijzer in, ons lichaam kan het ijzer uit dierlijke producten ook nog eens veel beter opnemen. De legendarische reputatie van spinazie zou komen door een domme drukfout in een wetenschappelijke publicatie uit de 19de eeuw. De komma bij het ijzergehalte van spinazie stond verkeerd, waardoor de schatting er een factor tien naast zat. En voordat de fout werd rechtgezet, had de bedenker van Popeye in 1929 al de matroos in het leven geroepen. Ook dit blijkt echter een broodjeaapverhaal dat op internet de ronde doet. In werkelijkheid hebben Amerikaanse wetenschappers in 1934 per ongeluk gedroogde spinazie verward met verse spinazie en zo de hoeveelheid ijzer twintig keer te hoog ingeschat. En Popeye? Die eet spinazie vanwege het hoge gehalte vitamine A, verklapt de matroos zelf al spinazie-etend in een krantenstrip uit 1932: ‘Spinazie zit vol vitamine A, en dat maakt mensen sterk en gezond’. IJzer en vitamine A zijn overigens beide niet de belangrijkste bron voor sterke spieren. Daarvoor kun je beter eiwitrijk voedsel eten.
Fabeltje 2: Muizen vang je met kaas
In Tom en Jerry werkt het heel goed, maar in het echte leven zijn muizen niet per se dol op kaas. En ook niet op chocolade trouwens, al zijn ze nooit vies van een hapje. Muizen vangen werkt het beste met lokaas op basis van zaden en granen. Is er ook nog suiker of vismeel aan toegevoegd, dan spurten ze er extra snel op af.
Fabeltje 3: Van kou word je verkouden
‘Trek je jas aan, anders vat je kou!’ Wie heeft het zijn moeder niet honderd keer horen zeggen? Ook tocht zou ons verkouden maken. Maar om verkouden te worden, heb je echt iets anders nodig: een virus. En dat krijg je gewoon van de mensen om je heen, vooral binnenshuis. Is er dan helemaal geen relatie tussen kou en verkoudheid? Misschien toch wel. Het afweersysteem in onze neus werkt minder goed als het koud is. Normaal gesproken verdedigt dat systeem ons razendsnel tegen allerlei virussen en bacteriën die ons aanvallen. Maar in een koude neus is de kans groter dat het verkoudheidsvirus toch toeslaat. Je moet dan alleen wel het virus al ergens hebben opgelopen. Als je eenmaal bent geïnfecteerd, kan het snotteren, niezen en hoesten beginnen. En dat is gelijk ook de belangrijkste reden dat we in de winter vaker verkouden zijn: we zitten lekker op elkaars lip in gesloten ruimtes. Vooral klaslokalen zijn berucht, daar zitten kinderen de hele dag dicht bij elkaar, zonder goede ventilatie. Je niest zo iemand een verkoudheid toe. Ben je een verkoudheidsvirus nou te slim af door een jas aan te trekken? Waarschijnlijk niet. Tenzij je een dikke sjaal om je neus wikkelt. Dan kan het in ieder geval geen kwaad meer wanneer iemand in je gezicht loopt te proesten. Spijbelen is misschien nog wel de effectiefste manier om verkoudheid te voorkomen, al zullen weinig moeders dat als advies aan hun kind meegeven.
Fabeltje 4: Rozen hebben doorns
Het is jammer van de naam Doornroosje, maar rozen hebben geen doorns. Ze hebben stekels. Het verschil: een doorn groeit vanuit het binnenste van de stengel, terwijl een stekel als het ware uit de huid op de stengel groeit. Een stekel kun je dan ook makkelijk van de stengel verwijderen, zoals bij een roos, met doorns lukt dat niet.
Fabeltje 5: Als je op je stuitje valt, word je blind
Pijnlijk, heel pijnlijk kan een val op je stuitje zijn. Maar er blind van worden, zoals de volkswijsheid luidt, is zeer onwaarschijnlijk. In de medische literatuur is er geen enkel persoon te vinden die na een val op zijn stuitje met een blindenstok door het leven moest. Er zijn wel eens kinderen tijdelijk blind geworden na een val, maar die waren dan ook hard op hun hoofd gevallen. Het stuitje, of staartbeen, is de onderkant van de wervelkolom en wordt gevormd door de onderste drie tot vijf samengegroeide wervels. De naam staartbeen verklapt de vroegere functie van deze wervels: het ondersteunen van de staart die onze verre voorouders hadden. De evolutie liet deze staart langzaam verdwijnen, enkel het stuitje is nog over. Toch is vroeg in de ontwikkeling van een embryo op de echo een klein stukje staart te zien. In dat stadium verschilt die weinig van de staart van andere dieren met een wervelkolom. Maar waar de staart bij andere dieren zich tijdens de zwangerschap verder ontwikkelt, verdwijnt hij bij de mens. Onze baby’s worden staartloos geboren. Althans, de meeste baby’s zijn staartloos. Er worden nog altijd kinderen met een staart geboren! Soms is het eigenlijk een misvorming van het bot of de huid, iets wat artsen een pseudostaart noemen. Maar in de meeste gevallen is het een echte mensenstaart, compleet met spierweefsel, bloedvaten, zenuwen en een normale huid. Vermoedelijk extra pijnlijk als je op zo’n staartje valt, maar met je ogen zal het niets doen.
Fabeltje 6: In je elleboog zit een telefoonbotje
Stoot je onhandig je elleboog, dan lijkt er wel een stroomstoot uit je telefoonbotje te schieten. Detail: het telefoonbotje is geen botje. Wel loopt er door je elleboog een zenuw, die bij aanstoting het gevoel van een elektrische schok oplevert. De term is afkomstig van vroegere telefoons: als de telefoon rinkelde en je raakte beide draden van de telefoonbel aan, dan kreeg je een schok door je arm.
Fabeltje 7: Van korte rokjes krijg je blaasontsteking
Vooral meisjes moesten er vroeger aan geloven: het dragen van wollen onderbroeken – of meerdere over elkaar – om toch vooral geen kou te vatten tussen hun benen. En nog steeds kunnen vrouwen in korte rokjes rekenen op commentaar dan wel advies, dat ze zodoende zeker een blaasontsteking zullen oplopen. Gelukkig zijn wollen onderbroeken sowieso verleden tijd, en blijken ze ook helemaal niet nodig. In de wetenschap is er geen enkele aanwijzing dat kou of tocht een blaasontsteking zou veroorzaken. Ook de opmerkelijke volkswijsheid dat koude voeten bijdragen aan een blaasontsteking blijkt inmiddels ongegrond verklaard. Een ontsteking in de blaas wordt veroorzaakt door bacteriën – niet door kou. Een veelvoorkomende plaagbacterie is E-coli, die eigenlijk thuishoort in de darm. Omdat vooral bij vrouwen de plas- en poepuitgang dicht bij elkaar liggen, zien de poepbacteriën gemakkelijk kans de blaas binnen te dringen. Met soms een blaasontsteking tot gevolg. Allerhande keukenmiddeltjes doen de ronde als advies ter bestrijding of voorkoming, maar het innemen van vitamine C, vermijden van strings en dragen van pantoffels doen niets. Ook voor het doktersadvies cranberrysap of -pillen te nemen, is weinig wetenschappelijk bewijs. Wat wel helpt: veel drinken, goed uitplassen en na een toiletbezoek van voor naar achter afvegen. Overigens komen blaasontstekingen in de zomer aantoonbaar vaker voor. Nee, echt niet door die rokjes, en een blaasontsteking is ook niet besmettelijk. Waarschijnlijk wordt je urine geconcentreerder doordat je meer zweet. En mensen hebben ‘s zomers vaker seks. Veel drinken loont, evenals plassen na de seks.
Fabeltje 8: Struisvogels steken hun kop in het zand
Dit fabeltje steekt mogelijk de kop op doordat struisvogels bij gevaar zich soms dood voordoen en met de nek languit op de grond gaan liggen om minder op te vallen. Meestal vermijden ze roofdieren echter door hard weg te rennen, met een topsnelheid van wel 80 kilometer per uur.
Fabeltje 9: Van suiker worden kinderen druk
Toeters en bellen. Restanten taart en snoep. En tien rondrennende kinderen. Die hebben duidelijk te veel suiker gehad. Want daar worden ze druk van, weet elke ouder. Al die ervaringsdeskundigen ten spijt: het bewijs dat kinderen druk worden van suiker is flinterdun. Geef je de helft van een groep kinderen snoep met suiker en de andere helft suikervrij snoep, dan is er geen verschil in gedrag tussen de twee. Geen wervelstormen versus zoete kindjes. Van suiker blijken ze niet drukker te worden. Waar suiker wel effect op heeft: de ouders. Als ouders dénken dat hun kind bergen suiker heeft verorberd, dan vinden ze hun kind sneller druk. In een slim onderzoek at geen enkel kind suiker, maar sommige moeders kregen te horen dat hun zoon wél suiker had gegeten. Wat gebeurde er? Juist deze moeders riepen het hardst dat hun kind zo druk was. Maar aan de suiker kan dat dus niet liggen. Waarom de mythe dan zo hardnekkig is? Kinderen zijn vaak druk op feestjes en verjaardagen: gelegenheden waar veel zoetigheid te vinden is, maar ook veel kinderen en andere prikkels. En daar worden ze pas echt druk van. Bovendien vinden ouders het juist bij speciale momenten belangrijk dat hun kroost zich gedraagt, en zijn ze dus sneller geneigd hun kind als te druk te bestempelen. Hoewel onderzoekers niet volledig kunnen uitsluiten dat suiker effect heeft op specifieke kinderen met bijvoorbeeld gedragsstoornissen, zien ze daarin geen reden om kinderen geen suiker te geven. Daar zijn overigens genoeg andere redenen voor te bedenken, zoals overgewicht en gaatjes, maar druk worden is geen excuus meer.
Fabeltje 10: Het geheugen van een goudvis duurt drie seconden
Het is misschien een handig argument om je geweten te sussen wanneer je een goudvis jarenlang in een piepkleine vissenkom propt, maar het oranje zwemmertje heeft echt wel een geheugen van langer dan 3 seconden. In een doolhof leren ze vrij snel waar het eten ligt, en dat onthouden ze maar al te goed voor een volgende keer. Goed om te onthouden tijdens een bezoekje aan de dierenwinkel.
Nieuwsgierig welke andere biologische fabeltjes de ronde doen? Duik dan eens in het boek Plassen over kwallenbeten. Daarin vind je namelijk nog veertig verrassende gevalletjes van biologische lariekoek. En sommige ervan omarm je ongetwijfeld al jaren. Tijd om daar verandering in te brengen!