De vampiervleermuis is gek op bloed en heeft een wel heel bijzondere methode om het op te sporen: hij detecteert lichaamswarmte.
Dat dieren lichaamswarmte opmerken, is niet heel verrassend. Ook boa’s en pythons zijn daartoe in staat. Toch is de vampiervleermuis een soort apart. In tegenstelling tot slangen gebruiken de dieren niet het proteïne TRPA1 om infrarode straling op te merken. Nee, vleermuizen houden er andere methodes op na.
Twee versies
Alle vleermuizen maken een proteïne aan dat TRPV1 heet. Dit proteïne helpt de dieren om oppervlakken waar ze zich aan kunnen verbranden te mijden. Vampiervleermuizen blijken twee versies van dit stofje te hebben. “Eén is gevoelig voor hitte die pijn kan doen, maar de vleermuis produceert ook een versie die gevoelig is voor lagere temperaturen,” legt onderzoeker Nick Ingolia uit.
WIST U DAT…
Lichaamswarmte
De tweede variant van het stofje merkt temperaturen op die 10 graden lager liggen dan gevaarlijke temperaturen. En die lagere temperatuur komt precies overeen met de lichaamswarmte van bepaalde dieren. Sterker nog: deze komt overeen met de lichaamswarmte op plaatsen waar aderen zich net onder de huid bevinden en vampiervleermuizen er goed bij kunnen. “Zonder deze aanpassing zouden de vleermuizen waarschijnlijk niet overleven,” weet onderzoeker Elena Gracheva.
Genen blijken de dieren aan te zetten tot de productie van de extra variant. De vampiervleermuizen hebben een extra stukje DNA dat leidt tot de vorming van de extra variant. De onderzoekers merken op dat ook varkens, honden en koeien dit extra stukje DNA hebben. Zij ontwikkelen ook twee varianten van het stofje, maar die werken allebei hetzelfde. Toch is de overeenkomst tussen de vleermuizen en varkens, honden en koeien geen toeval. Het laat zien dat vampiervleermuizen nauwer verwant zijn aan carnivoren en herkauwers dan aan knaagdieren.