Mentale problemen bij vaders rond de zwangerschap kunnen de ontwikkeling van hun kinderen beïnvloeden. Dat blijkt uit een grote analyse van tientallen studies. De effecten zijn klein, maar blijven soms jarenlang merkbaar.
Wetenschappers van verschillende Australische universiteiten hebben een analyse gedaan van duizenden studies over de impact van de mentale gezondheid van vaders op hun kroost. Het team ging grondig te werk. Ze kamden bijna 10.000 studies uit en hielden uiteindelijk 48 over die geschikt waren voor hun analyse. Samen leverden deze studies 674 effectgroottes op. Dat zijn statistische maten die laten zien hoe de mentale gezondheid van vaders samenhangt met de ontwikkeling van hun kinderen.
De selectie was streng: alleen studies die de mentale problemen van vaders én de ontwikkeling van hun kinderen over tijd volgden, mochten meedoen. Ze moesten in het Engels zijn en harde cijfers over mensen bevatten. Om te zorgen dat ze niets misten, groeven de onderzoekers ook in ongepubliceerde bronnen. Ze mailden auteurs en scoorden zo nog 244 extra effectgroottes, bijvoorbeeld uit doctoraatstheses.
Wat gebeurt er met kinderen?
De onderzoekers richtten zich op zeven ontwikkelingsgebieden: globale ontwikkeling, sociaal-emotionele vaardigheden, adaptief gedrag, cognitieve functies, taalvaardigheid, fysieke groei en motorische ontwikkeling. Ze gebruikten stevige methodes om overlap tussen studies te vermijden.
Er is een klein maar duidelijk verband: vaders met mentale klachten hebben kinderen die zich op bepaalde gebieden nét iets minder goed ontwikkelen. De verschillen zijn niet groot, maar wel meetbaar en terugkerend. Zo blijkt dat kinderen van vaders met mentale problemen vaker moeilijk gedrag vertonen. Voor sociaal-emotionele ontwikkeling vonden de onderzoekers een correlatie van 0,09. Voor cognitieve ontwikkeling (zoals leren en concentreren) was dat -0,07, voor taalvaardigheid -0,15 en voor fysieke ontwikkeling 0,04. In de statistiek gelden correlaties tussen -0,10 en 0,10 als zwak, maar als zulke verbanden telkens opnieuw opduiken in tientallen studies, is dat toch veelzeggend.
Timing maakt het verschil
Opvallend: mentale problemen na de geboorte bleken een grotere impact te hebben dan klachten tijdens de zwangerschap. Dit wijst erop dat hoe vaders omgaan met hun kind (knuffelen, spelen, troosten) zwaarder weegt dan indirecte effecten tijdens de zwangerschap. Een vader die na de geboorte psychisch worstelt, kan dat dus sterker doorgeven aan zijn kind.
Wie voelt het meest?
De effecten waren het duidelijkst bij peuters tussen de twee en vijf jaar. Maar ook bij baby’s en oudere kinderen zagen de onderzoekers verbanden. Voor tieners was er maar één geschikte studie, dus daar weten we nog te weinig van. Interessant genoeg kwamen de links sterker naar voren als ouders zelf rapporteerden hoe hun kind het deed, vergeleken met metingen door experts. Misschien herkennen ouders kleine veranderingen sneller, maar hun eigen gevoel kan die beoordeling ook beïnvloeden. Daardoor zijn de resultaten mogelijk minder betrouwbaar.
Hoe zit het met de studies?
De onderzoeken varieerden van piepklein (15 vader-kind paren) tot enorm (meer dan 54.000). Depressie bij vaders werd het meest onderzocht; angst en stress kregen minder aandacht. De kwaliteit was meestal goed, al waren sommige onderzoeken vaag over het aantal uitvallers. In sommige gevallen stopte meer dan 20 procent van de deelnemers.
Waarom dit belangrijk is
Mentale problemen bij vaders zijn vaak onderbelicht in de perinatale zorg. Moeders krijgen meestal alle aandacht rond de zwangerschap en geboorte, maar dit onderzoek toont dat ook vaders steun nodig hebben. Niet alleen voor hun eigen welzijn, maar ook voor dat van hun kinderen.