Wij mensen zijn snelle denkers, tenminste als het om taal gaat: als we een deel van een woord horen, vullen we het vaak al zelf aan én denken na over een reactie. Tweetalige mensen zijn daar nóg beter in dan de gewone stervelingen die maar één taal volledig onder de knie hebben.
Je hebt het zelf niet door, maar als je met iemand in gesprek bent, wacht je zelden tot je het hele woord hebt gehoord, voordat je nadenkt over wat je terug gaat zeggen. Zodra we de eerste klanken van een woord horen, gebruiken onze hersenen die informatie, samen met zaken als context en ervaring, om de rest aan te vullen en het juiste woord te bedenken op basis van een lijst mogelijke woorden. Dit klinkt alsof een computer aan het werk is, maar dat gebeurt dus allemaal in je hoofd.
Als je enkel het Nederlands beheerst, is die lijst van mogelijke woorden natuurlijk veel korter dan wanneer je tweetalig bent. Dat maakt het lastiger om het goede woord te achterhalen. Er zijn immers meer woorden om uit te kiezen dus dat duurt langer. Maar het heeft ook voordelen voor je geheugen, blijkt uit een nieuwe studie.
De eerste klanken
De talen die een meertalig persoon spreekt, hangen op zekere wijze met elkaar samen. Het hersengebied dat de eerste taal verwerkt, gaat ook aan de slag met de tweede taal. Dus als je de eerste klanken van een woord hoort, is het logisch dat potentiële kandidaatwoorden in meerdere talen worden geactiveerd.
De onderzoekers noemen als voorbeeld een woord dat begint met ‘kl’. Iemand die zowel vloeiend Engels als Spaans spreekt activeert direct het Engelse woord clock (klok) en het Spaanse woord clavo (nagel). Het is voor deze tweetalige persoon moeilijker om het correcte woord te achterhalen, simpelweg omdat er meer opties zijn dan wanneer je maar één taal machtig bent. Het is dan ook niet verrassend dat tweetaligen bij taalexperimenten meer tijd nodig hebben om woorden te herkennen.
Beker of kever
Het continu toegang hebben tot een grotere groep woorden om uit te kiezen, heeft echter ook andere consequenties voor de hersenen, blijkt uit een nieuw experiment. Daarbij kregen Engelstaligen en mensen die Engels én Spaans spraken een woord te horen, waarbij ze het correcte voorwerp moesten kiezen uit een reeks afbeeldingen. Ondertussen werden hun oogbewegingen geregistreerd. De andere objecten waren zo gekozen dat ze klonken als het juiste woord. Een voorbeeld: als het goede woord ‘beaker’ (beker) was, kregen de proefpersonen ook afbeeldingen te zien van een ‘beetle’ (kever) of een ‘speaker’ (spreker). De deelnemers keken langer naar deze afbeeldingen, die qua klank enigszins overlapten, dan naar compleet andere woorden zoals ‘carriage’ (koets).
De langere tijd die deelnemers nodig hadden om de juiste afbeelding te selecteren, wees erop dat ze een grotere pool van woorden hadden om uit te kiezen, wat gebeurt als relatief veel woorden hetzelfde klinken. En weinig verrassend: de tweetaligen keken langer naar afbeeldingen die overlapten, zowel binnen een taal als tussen de twee talen. Ze keken dus naar meer afbeeldingen langer dan degenen die maar één taal vloeiend spraken.
Oud en nieuw
Maar dit lag in de lijn der verwachting. De vraag is nu wat dit voor gevolgen heeft. Zou het zo kunnen zijn dat de meertaligen een beter geheugen hebben? Het klinkt best logisch dat als je steeds weer naar meer objecten moet kijken, je er ook meer onthoudt.
Dat werd gecheckt. De deelnemers moesten de correcte afbeelding selecteren nadat ze een bepaald woord te horen kregen. Daarna moesten ze ‘oud’ aanvinken als ze het item al eens eerder hadden gezien en ‘nieuw’ als dat niet het geval was.
En wat bleek: het geheugen voor objecten met veel concurrerende woorden – denk aan beaker, beetle, speaker – was beter dan dat voor items met weinig vergelijkbare woorden, zoals carriage. Dat gold zowel voor de Engelstaligen als voor de tweetaligen. Maar de personen die Engels én Spaans spraken hadden wel een streepje voor: hun geheugen was ook beter bij termen die uit beide talen kwamen, zoals clock en clavo. Daardoor hadden ze een algemeen geheugenvoordeel.
Twee talen vloeiend
Opmerkelijk genoeg, was het niveau waarop de deelnemers de tweede taal spraken cruciaal. Het voordeel was het grootst voor de tweetaligen die de tweede taal nagenoeg vloeiend spraken, vergeleken met degenen die de tweede taal minder goed onder de knie hadden. Dat is verklaarbaar: de woorden uit de tweede taal kunnen alleen serieuze concurrentie zijn als je ze net zo paraat hebt als de woorden uit de eerste taal.
Tenslotte beschikten de onderzoekers nog over de registratie van de oogbewegingen. Die bevestigde dat deelnemers langer keken naar items met meer concurrerende woorden, wat leidde tot het geheugenvoordeel later in de tests.
Beter in multitasken
Het tweetalige systeem in de hersenen is dus enorm interactief en kan impact hebben op andere cognitieve vaardigheden zoals het geheugen om woorden te herkennen.
Andere studies toonden ook al aan dat tweetalige mensen een beter geheugen hebben dan eentalige personen in categorisatietaken waarbij afleidende informatie moet worden onderdrukt. Dit is zeker een indicatie dat tweetalige mensen efficiënter zijn in multitasken en beter in staat zijn om zich op één taak te richten, vooral als die taak vereist dat irrelevante informatie wordt genegeerd. Denk aan werken in een lawaaierig café.
Meertaligheid is daarmee niet alleen op zichzelf nuttig, het is ook goed voor andere cognitieve functies, zoals het geheugen. Het is bepaald niet gemakkelijk om een tweede taal vloeiend te leren, maar het loont dus wel de moeite.