En blijkt zo indirect zelfs te getuigen van de komst van Christopher Columbus.
In een grot in Jamaica hebben onderzoekers een bijzondere vondst gedaan. Ze troffen er een twee meter dikke laag vleermuispoep aan. Met een soort appelboor is deze laag bemonsterd, wat resulteert in een heuse poepkern die bestaat uit talloze laagjes uitwerpselen die over een periode van 4300 jaar door vele generaties vleermuizen zijn achtergelaten.
Sterolen
De poepkern geeft een ongeëvenaard inkijkje in het dieet van al deze vleermuizen. En omdat veranderingen in klimaat in dat dieet weerspiegeld worden, geeft de poepkern ook meer inzicht in het klimaat, veranderingen daarin en de wijze waarop de vleermuizen op die veranderingen reageren.
In hun studie – gepubliceerd in het Journal of Geophysical Research: Biogeosciences – richten de onderzoekers zich specifiek op sterolen. Dit zijn organische moleculen die zowel door planten als dieren worden aangemaakt. Wanneer vleermuizen plantaardig voedsel eten – zoals fruit – of dieren nuttigen – zoals insecten – krijgen ze die sterolen binnen. Lang blijven ze niet hangen; de vleermuizen poepen ze weer uit. Omdat de uitgepoepte sterolen duizenden jaren bewaard kunnen blijven, vonden de onderzoekers er heel wat in de poepkern terug. De onderzoekers besloten daarop te kijken naar de verhouding tussen sterolen afkomstig van plantaardig voedsel en sterolen afkomstig van genuttigde insecten.
Bevindingen
Het levert een aantal interessante bevindingen op. Zo zagen de onderzoekers dat het aantal plantensterolen zo’n 1000 jaar geleden tijdens het middeleeuws klimaatoptimum – een warme periode in de middeleeuwen – in vergelijking met dierensterolen een sterke stijging doormaakten. Een vergelijkbare toename van plantensterolen zagen de onderzoekers zo’n 3000 jaar geleden, tijdens een eveneens warme – en droge – periode. “Drogere omstandigheden zijn doorgaans slecht voor insecten,” stelt onderzoeker Jules Blais. “We vermoeden dat de vleermuizen tijdens droge perioden een voorkeur hadden voor fruit.”
Christopher Columbus
Maar de poepkern getuigde niet alleen van perioden waarin droge en vochtigere perioden elkaar afwisselden. De kern had nog veel meer gebeurtenissen ‘opgeslagen’. Zo getuigde de kern – middels koolstofisotopen – bijvoorbeeld ook indirect van het bestaan van Christopher Columbus. “Koolstof heeft twee stabiele isotopen: C12 en C13,” zo legt Blais aan Scientias.nl uit. “Het meeste koolstof is C12, maar ongeveer 1 procent is C13. De verhouding tussen C13 en C12 vertelt ons waar koolstof vandaan komt.” En de poepkern onthult dat de verhouding C13/C12 in de zestiende eeuw veranderde. De onderzoekers herleiden dat naar Christopher Columbus die in de zestiende eeuw suikerriet naar Jamaica bracht. “Het betekent niet dat de vleermuizen suiker aten,” zo benadrukt Blais. “Waarschijnlijk aten ze insecten die een deel van hun koolstof uit de omgeving van suikerrietvelden haalden.”
Kerntesten en benzine
Daarnaast getuigt de poepkern ook van verschillende andere, ingrijpende menselijke activiteiten, zoals het testen van kernwapens en de verbranding van benzines met lood. “We zagen een sterke toename in cesium-137 in het begin van de jaren zestig, toen er volop kerntesten in de open lucht werden uitgevoerd. Cesium-137 komt niet voor in de natuur en wordt enkel geproduceerd tijdens het testen van kernwapens, dus we weten dat het daar vandaan komt.” Daarnaast zagen de onderzoekers halverwege de twintigste eeuw een scherpe toename van lood in de poepkern die – afgaand op metingen van de vier stabiele loodisotopen die onthulden waar het lood vandaan kwam – te herleiden is naar een toename in het gebruik van benzines met lood. Volgens de onderzoekers hebben zowel de kerntesten als verbranding van gelode benzine hun sporen achtergelaten op het voedsel van de vleermuizen, waardoor we ze nu terugzien in hun uitwerpselen.
Verbazingwekkend
Het is verbazingwekkend wat de twee meter lange poepkern ons vertellen kan. Maar het is dan ook wel een heel bijzondere poepkern, zo stelt Blais. “Het is niet zo lastig om in Centraal-Amerika grotten met vleermuispoep te vinden, maar het is wel zeldzaam om er eentje te vinden waarin de poep duizenden jaren onaangetast is gebleven.” Hij wijst erop dat vleermuispoep in het verleden ook wel gebruikt werd als mest of om buskruit te maken. En daardoor is het niet zo vanzelfsprekend dat je in grotten vele onverstoorde laagjes poep aantreft. Laat staan lagen die samen van 4300 jaar geschiedenis getuigen. “Ik was verbaasd toen ik zag dat onze kern meer dan 4000 jaar terugging,” stelt Blais. “Dat is echt een lange tijd. Vleermuizen gingen in deze grot leven en aan de kern ‘werken’ in de tijd dat ver weg, in Egypte, de Piramide van Gizeh werd gebouwd.” Maar waar de oude Egyptenaren en hun fascinerende rituelen en gebruiken inmiddels echt geschiedenis zijn, leven in de grot waar de poepkern is opgeboord nog altijd zo’n 5500 vleermuizen. “De vleermuizen zijn hier altijd gebleven en hebben deze grot gedurende die duizenden jaren als een toevluchtsoord gebruikt. Het is een ongelofelijk verhaal over overleven en continuïteit in een verder constant veranderende wereld.”
Blais en collega’s tonen aan dat poepkernen een schat aan informatie kunnen bevatten. En met hun aanpak kunnen we die informatie er ook aan onttrekken. “We kunnen door naar deze historische archieven te kijken veel leren over klimaatverandering op de lange termijn en de stabiliteit van populaties,” aldus Blais. “Door te kijken naar vleermuis-DNA dat in deze afzettingen behouden is gebleven, kunnen we ook meer te weten komen over de geschiedenis en evolutie van deze vleermuizen, met welke uitdagingen de populaties in die duizenden jaren te maken kregen en hoe ze zich aanpasten aan veranderingen.” Genoeg reden om zuinig te zijn op de vleermuispoep. “We kunnen veel van deze ‘natuurlijke archieven’ leren en we zouden moeten proberen om ze te behouden. Toekomstige technologieën kunnen ons niet veel vertellen als we deze archieven niet kunnen bestuderen, omdat ze verloren zijn gegaan. We moeten proberen om ze te behouden en ze behandelen als oude documenten en relieken die ons meer kunnen leren over het verleden.”