Wetenschappers hebben op het Antarctisch Schiereiland botten teruggevonden van een enorme pinguïn. De pinguïn zou zo’n twee meter groot zijn geweest en leefde aan het eind van het Eoceen, oftewel zo’n 37 tot 40 miljoen jaar geleden.
Dat schrijft onderzoeker Carolina Acosta Hospitaleche in het blad Comptes Rendus Palevol. Ze ontdekte de botten op het Seymour-eiland dat onderdeel uitmaakt van het Antarctisch Schiereiland. Ze trof er een tarsometatarsus en een deel van een opperarmbeen aan. De botten zouden toebehoren aan een nieuwe pinguïnsoort.
De grootte van de tarsometatarus – een bot dat in de poot van onder meer vogels voorkomt – wijst erop dat het gaat om de grootste en zwaarste pinguïn die tot op heden is ontdekt. Het dier zou ongeveer twee meter hoog zijn geweest en meer dan honderd kilo hebben gewogen.
De pinguïn heeft de naam Palaeeudyptes klekowskii gekregen. Waarschijnlijk joeg de pinguïn op vis en was deze een uitstekende duiker.