Mieren worden soms ‘gevangen genomen’ door andere mierensoorten en als slaven ingezet. Wetenschappers hebben nu ontdekt dat het heel normaal is dat de slaven het nest van hun onderdrukkers vervolgens gaan saboteren.
De mier Protomognathus americanus valt nesten van de mier Temnothorax longispinosus aan. De volwassen mieren in het aangevallen nest worden gedood en de jongen meegevoerd naar het nest van P. americanus. Eenmaal daar aangekomen, worden de jongen als slaven ingezet. Ze moeten het nest verdedigen, hun ‘slavenmeesters’ van voedsel voorzien en de jongen verzorgen. In 2009 ontdekten wetenschappers dat de mieren dat met verve doen: zo voeden en verschonen ze de jongen van hun slavenmeesters. Maar: dat is maar tijdelijk. Op een bepaald punt stopt dat. “In eerste instantie kunnen de slaven waarschijnlijk niet weten dat de larven tot een andere soort behoren,” legt onderzoeker Susanne Foitzik uit. Maar als de larven zich verpoppen, verandert dat. “De poppen, die er al uitzien als mieren, dragen chemische stofjes bij zich die overduidelijk kunnen worden opgemerkt.” Ook door de slaven. Zodra de larven zich verpoppen, stoppen veel slaven met de verzorging of soms doden ze de jongen zelfs. Het resultaat? Minder dan de helft van de larven wordt uiteindelijk volwassen.
Grote schaal
Foitzik borduurt nu op dat onderzoek uit 2009 voort en toont aan dat dit gedrag op grote schaal voorkomt. Ze bestudeerde nesten in West Virginia, New York en Ohio. In het eerstgenoemde gebied bleek slechts 27 procent van de door slaven verzorgde larven volwassen te worden. In New York was dat 49 procent en in Ohio 58 procent. Dat zijn lage percentages. Zeker als u ze vergelijkt met het percentage larven van de soort T. longispinosus dat (wanneer zij opgroeien in een nest dat niet door P. americanus wordt aangevallen) gemiddeld volwassen wordt: 85 procent.
Goede reden
Maar waarom saboteren mieren de boel? Zelf hebben ze er immers helemaal niets aan. Volgens de onderzoekers hebben de mieren er desalniettemin een goede reden voor. Doordat slaven ervoor zorgen dat gemiddeld slechts 45 procent van de larven van P. americanus volwassen wordt, wordt het nest van de slavenmeesters zwakker en groeit het minder snel. En daardoor hebben de omringende nesten van T. longispinosus (de soort waartoe ook de slaaf behoort) een grotere overlevingskans.
De mieren rebelleren dus op grote schaal. Maar ze zijn daarin lang niet altijd even succesvol. Zo hebben larven in West Virginia een veel kleinere kans om te overleven dan bijvoorbeeld in New York. De onderzoekers kunnen dat wel verklaren. Ze wijzen erop dat de mieren in New York agressiever zijn: ze leren rebellerende mieren graag een lesje. In West Virginia hebben de slaven weer meer baat bij een opstand, omdat onderzoek aantoont dat de nesten rondom hun slavenmeesters vaker familieleden bevatten. En dus is het heel nuttig om de slavenmeesters enorm te verzwakken en zo te voorkomen dat ze de omringende nesten gaan aanvallen.