De grootte van het oog van zoogdieren wordt voor een groot deel bepaald door hun maximale loopsnelheid.
Die opmerkelijke conclusie trekken onderzoekers van de universiteit van Texas in het blad The Anatomical Record. Met de studie lijkt een oud mysterie opgelost.
Nachtdier
Lang werd gedacht dat het moment waarop een zoogdier wakker was, bepaalde hoe groot zijn ogen waren. Een nachtdier zou daarbij grotere ogen hebben dan een dagdier. Maar die theorie is inmiddels achterhaald: de ogen van dag- en nachtdieren verschillen van vorm, maar zijn qua grootte vaak vergelijkbaar.
Grootte en snelheid
Maar wat kan het dan zijn? De onderzoekers bestudeerden vijftig verschillende soorten zoogdieren en keken naar hun loopsnelheid, lichaamsgrootte en de grootte van de ogen. “Je kijkt naar de gegevens en één ding dat altijd invloed heeft op de grootte van het oog is de lichaamsgrootte,” vertelt onderzoeker Chris Kirk. “Een olifant heeft altijd grotere ogen dan een muis.” Maar lichaamsgrootte is niet de enige factor die van doorslaggevend belang is. “Er is dat effect van de lichaamsmassa, maar wanneer je alleen naar de maximale loopsnleheid kijkt, dan houdt dat nog steeds significant verband met de grootte van het oog.” Lichaamsgrootte en loopsnelheid samen bleken voor zeker 89 procent te kunnen verklaren waarom een oog groter of kleiner was.
Dat er zo’n overduidelijk verband is tussen loopsnelheid en de grootte van het oog is niet heel verwonderlijk, zo legt Kirk uit. “Als je denkt aan snelle zoogdieren zoals een jachtluipaard of een paard dan kun je garanderen dat ze echt hele grote ogen hebben. Dat geeft ze beter zicht en zo kunnen ze wanneer ze heel snel bewegen botsingen met obstakels in hun omgeving voorkomen.”