Diederik legt uit hoe het zit met onze evolutionaire stamboom.
Eigenlijk zijn mensen vissen.
En bestaat er niet eens zoiets als dé vis. Als je aan vissen denkt, zie je misschien goudvissen of haaien. Maar haaien en goudvissen zijn minder aan elkaar verwant dan mensen en goudvissen. Haaien hebben een andere schubstructuur, een kraakbeenskelet in plaats van bot, een andere huid, en drijven op olie in hun lever in plaats van een zwemblaas. Intern zijn ze totaal verschillend. Wij stopten ze ooit onder één naam: vissen. Evolutionair horen ze niet samen.
Wij stammen af van lobvinnige vissen en horen nog steeds bij de beenvissen. Door toevallige DNA-mutaties veranderen eigenschappen. Als een harige Diederik ontstaat en het wordt koud, overleeft hij misschien beter en krijgt hij harige kinderen. Zo ontstaan nieuwe soorten. Lang geleden kwamen de eerste vissen op het land. Er zijn nog steeds longvissen: vissen met longen.
We weten dit dankzij fossielen met tussenstappen en DNA-vergelijkingen. En er is het filtrum: als embryo lijken we sterk op andere gewervelden, met ogen aan de zijkant en kieuwbogen. Bij mensen schuiven de ogen langzaam naar voren en blijft er dat naadje in je bovenlip over: een herinnering aan onze vissige oorsprong.


